4 | Onderhoud
Resetten van de oververhittingsbeveiliging op de binnenunit IDU Split E:
▶ De installateur van de installatie raadplegen.
Afb. 6
Binnenunit IDU Split E
[1]
Resetten oververhittingsbeveiliging
4.1.1
Controleer de installatiedruk
De druk moet 1-2 maal per jaar worden gecontroleerd. Controleer de in-
stallatie druk op de manometer in de CV-ketel of in het CV-systeem.
▶ Controleer de druk op de manometer.
▶ Wanneer de druk minder is dan 0,5 bar, druk langzaam door vullen
van water via het vulventiel tot maximaal 2 bar verhogen.
▶ Bij twijfel over de procedure de installateur van de installatie raadple-
gen.
4.1.2
Deeltjesfilter
Het filter voorkomt, dat deeltjes en verontreinigingen in de warmtepomp
terecht komen. In de loop der tijd kan het filter verstoppen en moet wor-
den gereinigd.
Voor het reinigen van het filter hoeft de installatie niet te worden af-
getapt. Filter en afsluiter zijn geïntegreerd.
Filterreiniging
▶ Ventiel sluiten (1).
▶ Kap (met de hand) afschroeven (2).
▶ Filter uitnemen en onder stromend water of met perslucht reinigen.
▶ Filter weer monteren. Zorg er voor een juiste montage voor, dat de ge-
leidingen in de uitsparingen op het ventiel passen.
20
1
1.
2.
3
Afb. 7
Filterreiniging
▶ Schroef de beschermdop er weer op (handvast aandraaien).
▶ Ventiel openen (4).
Controleer de magnetietindicator
Na de installatie en opstarten moet de magnetietindicator met kortere
tussenpozen worden gecontroleerd.Magnetische vervuiling kan een
slechte doorstroming en daarmee een regelmatig terugkerend alarm van
de warmtepomp veroorzaken (bijvoorbeeld lage of slechte doorstro-
ming, hoge doorstroming of HP alarm). In dat geval moet een magnetiet-
filter (zie lijst van accessoires) worden geinstalleerd. Een filter verlengt
tevens de levensduur van componenten in de warmtepomp en de overige
delen van het verwarmingssysteem.
4.1.3
Vochtigheid in koelbedrijf
OPMERKING:
Wanneer in de buurt van de binnenunit of de ventilatorkachels vaak
vocht wordt gevormd tijdens koelmodus, kan dit duiden op een gebrek-
kige condensatie-isolatie.
▶ Bij vocht in de buurt van de componenten van de cv-installatie de
warmtepomp uitschakelen en de installateur van de installatie raad-
plegen.
4.1.4
Controle van de overstortventielen
De overstortventielen moeten 1-2 maal per jaar worden gecontroleerd.
Uit de uitmonding van het overstortventiel kan water druppelen. De uit-
monding van het overstortventiel (afvoer) mag nooit worden afgesloten.
▶ Het overstortventiel mag alleen druppelen, wanneer de maximaal
toegestane druk in de cv-installatie is overschreden. Wanneer het
overstortventiel druppelt bij een druk minder dan 2 bar, de installa-
teur raadplegen.
▶ Voer de afvoer van het overstortventiel af in het riool.
EnviLine A/W Split E • 6721824304 (2020/09)
2
4
2.
1.
6 720 805 915-01.1I