Het is belangrijk om vóór elke vlucht een geschikte RTH-hoogte in te stellen. Start DJI Fly en stel
vervolgens de RTH-hoogte in.
De drone kan obstakels tijdens uitvalbeveiligde RTH niet vermijden als de voorwaartse en
achterwaartse zichtsystemen niet beschikbaar zijn.
Tijdens RTH kunnen de snelheid en de hoogte van de drone worden bediend met de
afstandsbediening of met DJI Fly als het signaal van de afstandsbediening normaal is. De
oriëntatie van de drone en de vliegrichting kunnen echter niet worden bediend. De drone
kan geen obstakels vermijden als gebruikers tegen de joysticks voor het hellen duwen om te
versnellen en een vliegsnelheid van 12 m/s overschrijden.
Als de drone tijdens RTH in een GEO-zone vliegt, zal hij ofwel dalen tot hij de GEO-zone verlaat
en doorgaan naar de thuisbasis of op zijn plaats blijven hangen.
De drone kan mogelijk niet naar een thuisbasis terugkeren wanneer het te hard waait. Vlieg
daarom voorzichtig.
Landingsbescherming wordt geactiveerd tijdens Smart RTH.
1. Tijdens landingsbescherming zal de drone automatisch een geschikte landingsplaats detecteren en
voorzichtig landen.
2. Als bepaalt is dat de ondergrond niet geschikt is voor een landing, zal de Mavic Air 2 stil blijven hangen en op
bevestiging van de piloot wachten.
3. Als de landingsbeveiliging niet operationeel is, geeft DJI Fly een landingsmelding weer wanneer de drone tot
onder de 0,5 meter daalt. Trek de gashendel omlaag of gebruik de schuif voor om de drone automatisch te
laten landing.
Landingsbeveiliging wordt geactiveerd tijdens RTH bij laag batterijniveau en uitvalbeveiligde RTH. De drone
functioneert als volgt: Tijdens RTH bij laag batterijniveau en uitvalbeveiligde RTH hangt de drone op 2 m boven
de grond stil en wacht op bevestiging van de piloot om te landen. Trek de gashendel een seconde omlaag of
gebruik de schuif in de app om de drone automatisch te laten landen. Landingsbescherming wordt geactiveerd
en de drone voert de bovenstaande stappen uit.
Zichtsystemen zijn uitgeschakeld tijdens de landing. Zorg ervoor dat u de drone met de nodige
voorzichtigheid laat landen.
Precisielanding
De drone scant automatisch en probeert tijdens RTH de onderstaande terreinkenmerken te koppelen. Wanneer
het huidige terrein overeenkomt met het terrein van de thuisbasis, landt de drone. Er verschijnt een melding in
DJI Fly als de koppeling van het terrein mislukt.
Landingsbescherming wordt geactiveerd tijdens precisielanding.
De prestatie van de precisielanding is afhankelijk van de volgende voorwaarden:
a. De thuisbasis moet bij het opstijgen worden vastgelegd en mag tijdens de vlucht niet worden gewijzigd.
Anders heeft de drone geen gegevens over de terreinkenmerken van de thuisbasis.
b. Tijdens het opstijgen moet de drone 7 m verticaal opstijgen voordat deze horizontaal beweegt.
c. De terreinkenmerken van de thuisbasis moeten grotendeels ongewijzigd blijven.
d. De terreinkenmerken van de thuisbasis moeten voldoende onderscheidend zijn.
e. De lichtomstandigheden mogen niet te licht of te donker zijn.
Tijdens een precisielanding zijn de volgende acties beschikbaar:
a. Druk de gashendel omlaag om de landing te versnellen.
b. Beweeg de joysticks in een willekeurige richting om de precisielanding te stoppen. Nadat de joysticks zijn
losgelaten landt de drone verticaal.
Mavic Air 2 Gebruikershandleiding
©
2020 DJI. Alle rechten voorbehouden.
15