Werking
Werking
Werking
4.5.3 Algemene informatie over kalibratie
4.5.3.1 Geregistreerde punten verwijderen
4.5.3.2 Een kalibratiepunt verwijderen
22
22
22
Het apparaat sorteert de opgeslagen kalibratiepunten automatisch op basis van de
hoogte van de kalibratiewaarden, ongeacht de volgorde waarin de kalibratiepunten zijn
geregistreerd.
Punt 1 wordt altijd aan de kleinste kalibratiewaarde toegewezen.
•
Punt 2 wordt aan de volgende kleinste kalibratiewaarde toegewezen.
•
Punt 3 wordt aan de grootste kalibratiewaarde toegewezen.
•
De in het laboratorium berekende waarde kan op elk moment worden gecorrigeerd door
het over te schrijven.
Punten die met OPNAME zijn opgeslagen, kunnen op elk moment opnieuw worden
ingesteld en verwijderd.
1. Open het HOOFDMENU.
2. Druk op SENSOR-SETUP en bevestig uw keuze.
3. Selecteer de desbetreffende sensor en bevestig uw keuze.
4. Druk op KALIBREREN en bevestig uw keuze.
5. Druk op KALIBREREN en bevestig uw keuze.
Na het geregistreerde punt of geregistreerde punten, wordt gedurende ongeveer 3
seconden de markering "<<" weergegeven.
6. Druk op OPNAME en bevestig uw keuze.
7. Druk op GEHEUGEN WISSEN en bevestig uw keuze.
De sensor werkt verder met de oude kalibratiewaarden.
8. Ga terug naar het MAIN MENU (HOOFDMENU) of naar de weergave van de
meetmodus.
Op elk moment kan een individueel kalibratiepunt worden verwijderd door voor de
concentratie de waarde 0,0 in te voeren.
1. Open het HOOFDMENU.
2. Druk op SENSOR-SETUP en bevestig uw keuze.
3. Selecteer de desbetreffende sensor en bevestig uw keuze.
4. Druk op KALIBREREN en bevestig uw keuze.
5. Druk op KALIBREREN en bevestig uw keuze.
6. Selecteer de PUNT om te verwijderen en bevestig uw keuze.
7. Voer de waarde 0 in en bevestig uw keuze.
8. Ga terug naar het MAIN MENU (HOOFDMENU) of naar de weergave van de
meetmodus.