4.5.1
Kalibratie van de parameter TROEBELHEID (TRB)
4.5.1.1 Selecteer de parameter TROEBELHEID (TRB)
4.5.1.2 FACTOR
4.5.1.3 OFFSET
met gebruik van een factor de helling van de kalibratiecurve worden bijgesteld (raadpleeg
paragraaf
4.5.1 Kalibratie van de parameter TROEBELHEID
Voor de meting van een droge stof moet ten minste een 1-puntkalibratie worden
uitgevoerd. Bij moeilijke toepassingsomstandigheden, kan een 2-punt- of 3-puntkalibratie
nodig zijn (raadpleeg paragraaf
Voordat de sensor op de parameter TROEBELHEID (TRB) kan worden gekalibreerd,
moet eerst de parameter worden geselecteerd.
1. Open het HOOFDMENU.
2. Druk op SENSOR-SETUP en bevestig uw keuze.
3. Selecteer de desbetreffende sensor en bevestig uw keuze.
4. Selecteer CONFIGUREREN en bevestig uw keuze.
5. Druk op PARAMETERS en bevestig uw keuze.
6. Selecteer de parameter TRB en bevestig uw keuze.
7. Ga terug naar het MAIN MENU (HOOFDMENU) of naar de weergave van de
meetmodus.
1. Open het HOOFDMENU.
2. Druk op SENSOR-SETUP en bevestig uw keuze.
3. Selecteer de desbetreffende sensor en bevestig uw keuze.
4. Druk op KALIBREREN en bevestig uw keuze.
5. Druk op FACTOR en bevestig uw keuze.
6. Stel de gewenste factor in en bevestig uw keuze.
7. Ga terug naar het MAIN MENU (HOOFDMENU) of naar de weergave van de
meetmodus.
1. Open het HOOFDMENU.
2. Druk op SENSOR-SETUP en bevestig uw keuze.
3. Selecteer de desbetreffende sensor en bevestig uw keuze.
4. Druk op KALIBREREN en bevestig uw keuze.
5. Kies OFFSET en bevestig uw keuze.
6. Stel de vereiste offset in en bevestig uw keuze.
7. Ga terug naar het MAIN MENU (HOOFDMENU) of naar de weergave van de
meetmodus.
4.5.2 Kalibratie van de parameter DROGE STOF
Werking
Werking
Werking
(TRB)).
(TS)).
19
19
19