4 Installateursinstructies
Afb.23
Versie-informatie
A
11:20
...
.....
.... ......
: .... ...... ....
............
................
..... ... ....... .... .. ..... ....
B
....... .... .. ..... ....
....... ...........
..... ... ....... ....
..... ... ....... ....
........ .......
4.6
Instellingen opnieuw instellen of herstellen
Afb.24
Configuratienummers
A
11:20
...
.....
.... ......
.... ...... ....
.......
B
............ ....... ....... ....
......... ... .............. ...... .. .....
.......
C
...
.
...
.
........
22
..............
.........
.......
...
......
.....
.....
AD-3000936-02
4.6.1
De configuratienummers moeten opnieuw worden ingesteld als een
storingsmelding wordt weergegeven of als de besturingseenheid is
vervangen. De configuratienummers zijn te vinden op de typeplaat van het
apparaat.
AD-3001385-01
10. Gebruik de draaiknop om de instelling CN2 te selecteren en te
11. Druk op de toets
12. Gebruik de draaiknop om Bevestigen te selecteren ter bevestiging van
13. Druk op de toets
4.6.2
De functie voor automatische detectie scant op apparaten en toestellen
die zijn aangesloten op de L-Bus en S-Bus. Deze functie moet worden
gebruikt als een printplaat is vervangen of uit de ketel is verwijderd.
4. Gebruik de draaiknop voor de selectie van het apparaat, het
schakelpaneel of een ander apparaat dat u wilt bekijken.
A Selecteer het apparaat of het schakelpaneel
B Lijst van informatie
5. Druk op de toets
om de selectie te bevestigen.
6. Gebruik de draaiknop om de informatie te selecteren die u wilt
bekijken.
De configuratienummers CN1 en CN2 opnieuw instellen
Belangrijk
Alle aangepaste instellingen worden gewist als de
configuratienummers worden gereset. Afhankelijk van het
apparaat kunnen er parameters zijn die in de fabriek zijn ingesteld
zodat bepaalde accessoires kunnen worden gebruikt.
Gebruik de opgeslagen instellingen voor inbedrijfstelling om
deze instellingen na de reset te herstellen.
Als er geen instellingen voor inbedrijfstelling zijn opgeslagen,
schrijf dan de aangepaste instellingen op voor de reset. Neem
ook alle parameters van de accessoires op.
A Selecteer de regeleenheid
B Extra informatie
C Configuratienummers
1. Druk op de toets
.
2. Gebruik de draaiknop om Geavanceerd servicemenu te selecteren.
3. Druk op de toets
om de selectie te bevestigen.
4. Gebruik de draaiknop om Instellen van de configuratienummers te
selecteren.
5. Druk op de toets
om de selectie te bevestigen.
6. Gebruik de draaiknop om het apparaat te selecteren dat u wilt
resetten.
7. Druk op de toets
om de selectie te bevestigen.
8. Gebruik de draaiknop om de instelling CN1 te selecteren en te
wijzigen.
9. Druk op de toets
om de selectie te bevestigen.
wijzigen.
om de selectie te bevestigen.
de gewijzigde nummers.
om de selectie te bevestigen.
Automatische detectie uitvoeren
1. Druk op de toets
.
2. Gebruik de draaiknop om Geavanceerd servicemenu te selecteren.
7734316 - v.02 - 18092020