16 - PROBLEMEN OPLOSSEN
● De unit schakelt niet in (de voedings-LED op de hoofdprint is
uitgeschakeld).
Controleer:
1. De aanwezigheid van de voedingsspanning;
2. Of de uitgangsspanning van de transformator;
3. Of de connector voor de voeding correct is aangesloten;
4. Of de overbelastingszekering intact is.
● Bij inschakelen treden problemen op met de LCD (vreemde
karakters, leeg display).
Controleer:
1. Of de software in de fl ash correct is;
2. Het adres van de μPC3-kaart en op de VecticGD-terminal
(controleer dat deze voldoen aan de eisen van de applicatie);
3. De aansluiting tussen de VecticGD-terminal en de μPC3-kaart.
● Foutieve afl ezingen van de ingangssignalen.
Controleer:
1. De correcte voedingsspanning naar de μPC3-kaart en sensoren;
2. De scheiding tussen de voedingsspanning van de digitale ingangen
en die van de μPC3-kaart.
3. Of de kabels van de sensoren conform de specifi caties zijn
aangesloten;
4. Of de sensorkabels op voldoende afstand zijn geïnstalleerd
van mogelijke bronnen van magnetische interferentie
(voedingskabels, magneetschakelaars, hoogspanningskabels
of kabels die zijn aangesloten op apparaten met hoge
stroompieken);
5. Of er niet een hoog niveau warmteweerstand heerst tussen de
sensor en de sensorkap (indien aanwezig). Pas indien nodig
warmtegeleidende pasta of olie toe in de kappen om een goede
temperatuuroverdracht te waarborgen.
6. Indien er een sensorfout of μPC3-kaartomvormerfout aanwezig
is, variëren de uit te voeren controles afhankelijk van het type
sensor:
Actieve temperatuur-/vochtigheidssensoren met 0-1 V signaal:
Meet met een voltmeter het sensorsignaal tussen de Bn en
GND klemmen en controleer of de spanning overeenkomst met
de temperatuur-/vochtigheidswaarde: 1 mVDC komt overeen
met 0,1% RV.
Voorbeeld: uitlezing 200 mVDC (0,2 VDC), de sensor zendt
een signaal dat overeenkomt met 20% RV, logischerwijs komt
0 mVDC dus overeen met 0 °C/0% RV;
Druksensoren:
Controleer bij fouten in de uitlezing van deze sensoren of:
- De analoge ingangen van deze sensoren zijn ingesteld voor
ontvangen van 4-20 mA signalen;
- Of de capillair van de sensor niet is geblokkeerd.
- De ingestelde eindwaarde zoals ingesteld door de software
overeenkomt met hetgeen gebruikt door de sensor.
Door met een voltmeter de spanning tussen de Bn en GND
klemmen te meten, wordt een indicatie van het actuele
sensorsignaal verkregen, waarbij er rekening mee moet
worden gehouden, dat de ingang een impedantie heeft
van 100 Ω, door toepassing van de formule I= V/R.
De drukwaarde "Ps" zoals gezonden door de sensor kan als
volgt worden berekend (FS = schaaleindewaarde):
Ps = (Vmed/100 - 0,004) x (FSmax - FSmin) / 0,016 + Fsmin
Voorbeeld: de gebruikte sensor heeft Fsmin = -0,5 bar,
Fsmax = 7 bar; de uitgelezen spanning is gelijk aan
Vmed = 1,0 VDC.
De druk Ps die de sensor meet is dan:
Ps = (1,0/100 - 0,004) x [7 - (-0,5)] / 0,016 + (-0,5) = 2,3 bar
NTC-sensoren:
Het sensorsignaal is een weerstandswaarde die afhankelijk is
van de temperatuur.
De volgende tabel toont enkele van de weerstandswaarden
voor verschillende temperaturen. Door de ingangssensor los te
koppelen en de weerstand met een multimeter te meten, kan in
de tabel de bijbehorende temperatuurwaarde worden opgezocht.
°C
-20
-15
-10
-5
● Voor de controle van de instelling van de sensoringangen.
Schakel de μPC3-kaart uit en voer de volgende metingen uit met
een tester tussen de Bn en AVSS-sensoringangen:
Sensortype
CTN
4/20 mA
0/1 V; 0/5 V; 0/10 V
● Ongebruikelijk alarmsignaal van de digitale ingang.
Controleer of het alarmsignaal aanwezig is op de ingang; meet
de spanning tussen de "IDC" gezamenlijke klem en de digitale
ingangsklem welke het alarm "IDn" geeft:
- Wanneer spanning aanwezig is (24 VAC of VDC, afhankelijk
van de gebruikte voedingsspanning voor de digitale ingangen),
is het contact van het aangesloten alarmapparaat gesloten;
- Wanneer de spanning bij 10 VAC of 10 VDC ligt (zie boven)
is het contact open.
Mits anders uitdrukkelijk gespecifi ceerd, geeft de regeling een
alarm wanneer een open contact wordt gedetecteerd.
N L - 5 1
kΩ
°C
kΩ
°C
kΩ
67,7
0
27,2
20
12,0
53,3
5
22,0
25
10,0
42,2
17
17,9
30
8,3
33,8
15
14,6
35
6,9
Gemeten spanning
2,5 V
0 V
0 V
Ve c t i c