6.2 Voeding (Power)
• 24 volt DC ± 15%, op de klemmen 31 (+) en 32 (-)�
6.3 Aansluiten van de sensoren
Maximaal toegestane waarden van de stuurstroomkringen
Spanning
Stroom
Vermogen
Externe inductiviteit
Externe capaciteit
Om problemen door stoorspanningen te voorkomen, dienen sensorkabel en span-
ningskabel gescheiden van elkaar te worden geïnstalleerd� Maximale lengte van
de sensorkabel: 100 m� Attentie: Verlenging van de aansluitkabels mag alleen met
schroefklemmen worden aangesloten�
Neem voor de externe inductiviteit en externe capaciteit de toegestane maximale
waarden in acht�
6.4 Uitgangsrelais
• Stromingsbewaking: klemmen 22, 23, 24�
• Foutbewaking: klemmen 28, 29, 30�
• Temperatuurbewaking: klemmen 34, 35, 36�
Schakelvermogen: max. 250 V AC, 4 A (→ 13 Technische gegevens).
► De stroom moet door extern getroffen maatregelen tot deze waarden worden
beperkt�
► Bij inductieve lasten moeten deze extern worden ontstoord�
► Miniatuurzekering conform IEC 60127-2 Sheet 1 gebruiken (≤ 5 A flink)�
► De zekering buiten de ATEX-zone plaatsen�
8
in ontstekingsbeschermingsklasse intrinsieke veiligheid
[Ex ia Ga] IIC, [Ex ia Ga] IIB, [Ex ib Gb] IIC, [Ex ib Gb] IIB
in ontstekingsbeschermingsklasse intrinsieke veiligheid
[Ex ia Ga] IIC
[Ex ia Ga] IIB
0,3 mH
3,15 µF
U
= 9,6 V
O
I
/ I
= 332 mA
O
e
P
= 531 mW
O
[Ex ib Gb] IIC
1,2 mH
25,55 µF
[Ex ib Gb] IIB
0,3 mH
1,2 mH
3,15 µF
25,55 µF