Beginnen met naaien
Wanneer de machine helemaal is ingeregen, sluit u de
voorklep en brengt u alle draden over de steekplaat en
iets aan de linkerkant onder de naaivoet.
Controleer of het bovenmes goed tegen het vaste
mes komt door het handwiel langzaam naar u toe te
draaien. Als het bovenste mes niet goed beweegt, con-
troleer dan of er geen stof of draden vastzitten tussen
de messen.
Houd de draden vast en iets gespannen.
Draai het handwiel 2 of 3 hele draaien naar u toe om
het begin van een draadketting te maken. Controleer of
alle draden om het instelhaakje van de steekplaat wor-
den gewonden. Als de draden niet om het instelhaakje
worden gewonden, controleert u of de draden goed
zijn ingeregen.
A. Blijf de draadketting vasthouden terwijl u het voet-
pedaal indrukt. Blijf naaien totdat de ketting 5-8 cm
lang is.
Leg stof onder de voorkant van de naaivoet en naai
een proeflapje. Geleid de stof lichtjes met uw linker-
hand tijdens het naaien. Trek niet aan de stof, daar-
door kan de naald verbuigen en breken.
B. Wanneer u aan het einde van de stof bent, blijft u
doornaaien terwijl u de afgewerkte stof voorzichtig
achteruit en naar links trekt. Dit wordt het afhechten
van de ketting genoemd. Zo wordt voorkomen dat
de draden losraken en wordt de machine voorbereid
om verder te naaien.
C. Snijd de draden af met de draadafsnijder zoals afge-
beeld en laat een draadketting van ongeveer 5-8 cm
over aan het uiteinde van de stof.
Spelden plaatsen (D)
Breng rechte spelden aan de linkerkant van de naaivoet
aan. De spelden zijn dan gemakkelijk te verwijderen en
zijn uit de buurt van de messen.
Als u over spelden heen naait, wordt de rand van de messen
beschadigd.
Geleiderlijnen gebruiken
De geleiderlijnen op de bovenkant van de voorklep helpt
u om de stof te plaatsen tijdens het naaien. De nummers/
lijnen geven de afstand vanaf de rechternaaldpositie aan
in inches.
De snijbreedte tussen de rechternaaldpositie en het
bovenmes is 3,5 mm in de standaardpositie.
32 – NAAIEN
A
D
B
C