raat op delen van installaties kunnen gevaren
ontstaan (bijv. door lekstromen).
Sluit het apparaat alleen aan wanneer er geen
❯
gevaar voor het dier noch de eigenaar van het
dier aanwezig is.
Sluit apparaten alleen aan wanneer de omge-
❯
ving hierdoor niet wordt beïnvloed.
Laat, wanneer een gevaarloze koppeling niet
❯
uit de specificaties van het apparaat blijkt, de
veiligheid door een deskundige (bijv. de betrok-
ken fabrikant) vaststellen.
– De veiligheid en de belangrijke prestatieken-
merken hangen niet af van het netwerk. Het
apparaat is zo ontworpen dat het zelfstandig
zonder netwerk kan worden gebruikt. Een deel
van de functionaliteit staat dan echter niet ter
beschikking.
– Een foutieve manuele configuratie kan leiden
tot aanzienlijke netwerkproblemen. Voor de
configuratie is de knowhow van een netwerk-
beheerder vereist.
– Het apparaat is niet geschikt om direct te wor-
den verbonden met het openbare internet.
Het apparaat werd ontwikkeld om te worden
gebruikt in een principieel elektromagnetische
omgeving met aansluiting aan het openbare elek-
triciteitsnet, bijv. labo en kantoorruimten.
9000-608-67/14 2003V001
Apparaat met netwerkkabel aansluiten
Doel van de netwerkverbinding
Met de netwerkverbinding worden gegevens of
stuursignalen tussen het apparaat en een op een
computer geïnstalleerde software uitgewisseld,
om bijv. :
– Parameters weer te geven
– Bedrijfsmodi selecteren
– Meldingen en foutsituaties te signaleren
– Instellingen van het apparaat te wijzigen
– Testfuncties te activeren
– Gegevens voor het archiveren over te dragen
– Documenten voor de apparaten beschikbaar
te maken
Afdekking aan de achterkant van het apparaat
❯
verwijderen.
Meegeleverde netwerkkabel in netwerkaanslui-
❯
ting van het apparaat steken.
Afdekking weer aanbrengen.
❯
Apparaat via USB-aansluiting aansluiten
De USB-kabel eerst op het apparaat aan-
sluiten,
wanneer de installatie-assistent daarom
vraagt.
Afdekking aan de achterkant van het apparaat
❯
verwijderen.
Montage
NL
19