Warmtepomp inschakelen
De eerste inbedrijfstelling en het aanpassen van de regeling aan de plaatselijke en
bouwkundige situatie moeten door uw verwarmingsfirma worden uitgevoerd.
1. Controleer de druk van de verwar-
mingsinstallatie op de manometer:
als de wijzer onder 1,2 bar staat, is de
druk van de installatie te laag. Vul dan
water bij of informeer uw verwar-
mingsfirma.
2. Schakel de netspanning in, bijv. met
de zekering of een hoofdschakelaar.
Warmtepomp uitschakelen
Als u uw warmtepomp tijdelijk niet wilt
gebruiken, bijv. in de vakantie, activeert
u het vakantieprogramma (zie
pagina 25) of schakelt u de modus-
keuzeschakelaar op stand-by 9 (zie
pagina 18).
Wanneer u uw warmtepomp gedurende
langere tijd (meerdere maanden) niet
wilt gebruiken, adviseren wij eveneens
de stand-by modus.
Wanneer u uw warmtepomp niet wilt
gebruiken, kunt u deze met de netscha-
kelaar uitschakelen.
In- en uitschakelen
3. Schakel de netschakelaar A in.
Na korte tijd verschijnen op het dis-
play de actuele bedrijfstoestanden en
de ingestelde, gewenste temperatu-
ren.
Uw warmtepomp en ook de afstands-
bediening (indien aanwezig) zijn nu
bedrijfsklaar.
■ In de modus stand-by is de vorstbe-
scherming van de warmtepomp gega-
randeerd (bij temperaturen onder
−20 °C echter alleen dan als een elek-
trische verwarming (verwarmingswa-
ter-doorstroomelement in de verwar-
mingswateraanvoer, accessoire)
geïnstalleerd is.
■ De circulatiepompen worden automa-
tisch om de 24 uur even ingeschakeld
zodat ze niet vast komen te zitten.
■ Er is geen vorstbewaking.
■ De instellingen van de regeling blijven
behouden.
15