Brandgevaar door oververhitte
voedingsmiddelen.
Onbeheerde voedingsmiddelen kun-
nen oververhit raken en ontbranden.
Houd voortdurend toezicht op de
kookplaat tijdens het gebruik.
Denk eraan dat de opwarmtijd bij in-
ductiekookplaten veel korter is dan
bij de gebruikelijke kookplaten.
Kookplaat inschakelen
Tip de sensortoets aan.
Andere sensortoetsen lichten op.
Als u daarna geen waarden invoert,
wordt de kookplaat om veiligheidsre-
denen na enkele seconden weer uit-
geschakeld.
Vermogensstand instellen
Plaats het kookgerei op de gewenste
plaats.
De bijbehorende getallenreeks licht op.
Raak de sensortoets van de ge-
wenste vermogensstand in de getal-
lenreeks aan.
Als u niet binnen de 10 seconden een
vermogensstand instelt, verdwijnt de
getallenreeks.
Kookplaat uitschakelen
Raak de sensortoets aan.
Restwarmte-indicatie
Als een bereik van de keramische glas-
plaat heet is, brandt na het uitschakelen
de restwarmte-indicatie. Afhankelijk van
de temperatuur verschijnt er boven de
vermogensstanden 1, 2 en 3 telkens
een punt.
De punten van de restwarmte-indicatie
verdwijnen één voor één als de kera-
mische glasplaat afkoelt. Het laatste
punt dooft pas wanneer de keramische
glasplaat zonder gevaar kan worden
aangeraakt.
Verbrandingsgevaar door hete
keramische glasplaat.
Na het beëindigen van het kookpro-
ces is de keramische glasplaat heet.
Raak de keramische glasplaat niet
aan als de restwarmte-indicatie nog
brandt.
Vermogensstand instellen - uit-
gebreid instelbereik
Raak de cijferreeks tussen de sensor-
toetsen aan.
De sensortoetsen voor en achter de
tussenstanden branden helderder dan
de overige toetsen.
Voorbeeld:
Wanneer u de vermogensstand 7. hebt
ingesteld, branden 7 en 8 helderder dan
de overige sensortoetsen.
Bediening
31