In- en uitschakelen
Warmtepomp inschakelen
De eerste inbedrijfstelling en het aanpassen van de regeling aan de plaatselijke
en bouwkundige situatie moeten door uw verwarmingsfirma worden uitgevoerd.
Warmtepomp uitschakelen.
Als u uw warmtepomp tijdelijk niet
wilt gebruiken, bijv. tijdens de vakan-
tieperiode, activeert u het vakantie-
programma (zie pagina 26) of
schakelt u de moduskeuzeschakelaar
9 op stand-by 9 (zie pagina 19).
Wanneer u uw warmtepomp gedu-
rende langere tijd (meerdere maan-
den) niet wilt gebruiken, adviseren wij
eveneens de stand-by werking.
16
1. Druk van de installatie op de mano-
meter controleren: als de wijzer
onder 1,2 bar staat, is de druk van
de installatie te laag. Informeer in
dat geval uw installateur.
2. Schakel de netspanning in, bijv.
met de zekering of een hoofdscha-
kelaar.
3. Schakel de netschakelaar A in.
Na korte tijd verschijnen op het dis-
play de actuele bedrijfstoestanden
en de ingestelde, gewenste tempe-
raturen. Uw warmtepomp is nu
bedrijfsklaar.
In de stand-by werking is de vor-
&
stbescherming van de warmtepomp
gegarandeerd (bij temperaturen
onder −20 °C echter alleen dan als
een elektrische verwarming (ver-
warmingswater-doorstroomelement
in de verwarmingswateraanvoer,
accessoires) geïnstalleerd is.
De circulatiepompen worden auto-
&
matisch om de 24 uur kort ingescha-
keld zodat ze niet vast komen te
zitten.
Als u de warmtepomp niet wilt gebrui-
ken, kunt u deze aan de netschake-
laar uitschakelen.
Er is geen vorstbewaking.
&
De instellingen van de regeling blij-
&
ven behouden.