beDiening
instelling beweegbare vinger
Het samenstel vingers/hoofddeel bevat twee vingers.
Zie AFB. 66 en 67. Bij het achterslijpen beweegt de
beweegbare vinger - bij het traverseren van rechts naar
links - vanaf de kant van de achterslijpvinger (achterkant)
van het lemmet van de snijcilinder tot aan de kant van de
slijpschijf (voorkant) van het lemmet van de snijcilinder,
en terug. Op deze manier is volledig automatisch
achterslijpen mogelijk. Voor het achterslijpen is het
belangrijk de BEWEEGBARE VINGER correct in te
stellen.
StAp 1: Plaats het slijpelement zo, dat een lemmet
van de snijcilinder op het hoogste punt van de VASTE
ACHTERSLIJPVINGER rust. Zorg ervoor dat er ongeveer
0,8 mm tot 1,5 mm (1/32" tot 1/16") speling van
de BEWEEGBARE VINGER is achter het lemmet. De
BEWEEGBARE VINGER wordt met behulp van een veer
naar de bovenste positie gebracht. Om de speling te
controleren, drukt u de BEWEEGBARE VINGER NAAR
BENEDEN. Gebruik de KNOP VAN DE BEWEEGBARE
VINGER om de aanslagpositie van de beweegbare vinger
aan te passen. Als er geen speling van de BEWEEGBARE
VINGER is, draait u de KNOP VAN DE BEWEEGBARE
VINGER rechtsom. Als er meer dan 1,5 mm (1/16")
speling is, draait u de KNOP VAN DE BEWEEGBARE
VINGER linksom. Zie AFB. 67.
opMerKinG: er moet een speling van 1 mm (1/32")
worden aangehouden zodat het hoogste punt van de
AchterslijpVinGer fungeert als geleiding tijdens
de achterslijpcyclus. De BeWeeGBAre VinGer
fungeert als geleiding op de conische helling van de
AchterslijpVinGer.
De STOPSTIFT VAN DE VINGER kan in de hoogte worden
versteld. De stift moet zo worden ingesteld, dat hij het
lemmet van de snijcilinder vangt en er toch voldoende
speling naar de spin van de snijcilinder is nadat tot de
gewenste diepte is achtergeslepen. Zie AFB. 67.
stap 2: Nu de onderste grens van de BEWEEGBARE
VINGER is ingesteld, moet u mogelijk de bovenste grens
van de beweegbare vinger instellen voor snijcilinders
met een diameter van 127 mm (5") en met lemmeten
met een linkse helix. De uitslagbegrenzing naar boven
is beperkt om de beweegbare vinger in de baan van het
lemmet van de snijcilinder te houden. Dit is nodig om
het volgende lemmet correct te vangen bij het indexeren
of om een speling te laten tussen de achterkant van
de beweegbare vinger en de voorkant van het lemmet
wanneer de slijpslede terug naar zijn beginpositie schuift.
Als de beweegbare vinger het volgende lemmet niet
kan vangen, draai de KNOP VOOR UITSLAGBEGRENZING
NAAR BOVEN VAN DE BEWEEGBARE VINGER dan
linksom. Als er niet voldoende speling tussen de
achterkant van de beweegbare vinger en de voorkant
van het lemmet van de snijcilinder is, draai de T-knop dan
rechtsom. Zie AFB. 68.
VERTALING VAN DE OORSPRONKELIJKE INSTRUCTIES
VERSTELBARE
VINGERPEN
KNOP VAN DE
BEWEEGBARE
VINGER
AFB. 68
43
AFB. 66
AFB. 67
KNOP VOOR
UITSLAGBE-
GRENZING NAAR
BOVEN VAN DE
BEWEEGBARE
VINGER