1
uitsparingen (2)
3
inkeping
3. Druk de geheugenmodule in de aansluiting totdat de module op zijn plaats klikt.
Wanneer u de geheugenmodule correct plaatst, klikken de bevestigingsklemmetjes in de uitsparingen aan weerszijden van de module.
1
uitsparingen (2)
2
bevestigingsklemmetje (vastgeklikt)
4. Plaats de afdekplaat van het moederbord terug (zie
5. Plaats de inverter terug (zie
6. Plaats de I/O-houder terug (zie
7. Plaats de achterplaat van de computer terug (zie
8. Plaats het montagekader van het beeldscherm terug (zie
9. Plaats de afdekplaat van de luidsprekers terug (zie
10. Plaats de decoratieve afdekplaat terug (zie
11. Plaats het optische station terug (zie
12. Plaats de computerstandaard terug (zie
13. Plaats de I/O-afdekplaat terug (zie
WAARSCHUWING:
Voordat u de computer aanzet, moet u alle schroeven terugplaatsen en vastdraaien en controleren of er geen losse schroeven
in de computer zijn achtergebleven. Als u dit niet doet, loopt u het risico dat de computer beschadigd raakt.
14. Sluit de computer en alle aangesloten apparaten aan op het lichtnet en zet ze aan.
15. Druk op <F1> om verder te gaan nadat de melding dat de geheugencapaciteit is gewijzigd wordt weergegeven.
16. Meld u aan bij de computer.
17. Als u wilt controleren of het geheugen correct is geïnstalleerd, klikt u op de knop Start
18. Controleer de vermelde hoeveelheid geheugen (RAM).
Terug naar inhoudsopgave
2
lipje
4
geheugenmodule
De afdekplaat van het moederbord
De inverter
terugplaatsen).
De I/O-houder
terugplaatsen).
De achterplaat
Het montagekader
De afdekplaat van de luidsprekers
De decoratieve afdekplaat
Het optische station
terugplaatsen).
De computerstandaard
De I/O-afdekplaat
terugplaatsen).
terugplaatsen).
terugplaatsen).
terugplaatsen).
terugplaatsen).
terugplaatsen).
terugplaatsen).
® Configuratiescherm® Systeem.