Menu configuratie
17 Zonne-energie pomp ext.
wisselaar K9
Voor de externe warmtewisselaar moet
op de multifunctionele relaisuitgang
(QX) de zonne-energie pomp ex.
wisselaar K9 zijn ingesteld. Indien een
drinkwater- en een bufferboiler ter
beschikking staan, moet ook de
bedieningsregel 5841 „Externe zonne-
energiewisselaar" worden ingesteld.
18 Zonne-energie instelling buffer
K8
Zijn verscheidene wisselaars
gekoppeld, moet de bufferboiler op de
betreffende relaisuitgang zijn ingesteld
en bovendien de soort van de zonne-
energie instelling in bedieningsregel
5840 worden gedefinieerd.
19 Zonne-energie instelling
zwembad K18
Zijn verscheidene wisselaars
gekoppeld, moet het zwembad op de
betreffende relaisuitgang zijn ingesteld
en bovendien de soort van de zonne-
energie instelling in bedieningsregel
5840 worden gedefinieerd.
20 Elektro-unit buffer K16
Het relais wordt voor het aansturen
van een elektroverwarmings-unit in de
bufferboiler gebruikt.
Elektro-units moeten met een
veiligheidsthermostaat zijn
uitgerust.
21 H1-Pomp Q15
22 H2-Pomp Q18
23 H3-Pomp Q19
De H1,2,3-pomp kan voor een extra
verbruiker worden gebruikt. In samen-
werking met een externe warm-
teopvraag aan de ingang H1,2,3, kan
de toepassing bijv. voor een lucht-
verwarmingsapparaat enz. worden
gebruikt.
24 Verwarmingskringpomp HKP
Q20 voor glijdende kringen
De pompverwarmingskring P wordt
geactiveerd.
-Schakelklokprogramma
Voor de verwarmingskring P staat
uitsluitend het schakelklokprogramma
3/HKP ter beschikking. Zie daarvoor
ook het menu "Schakelklok-
programmaHKP".
48
25 - 27 2. Pomptrap
Deze functie maakt het mogelijk een
2-traps verwarmingskringpomp aan te
sturen, zodat bij gereduceerd ver-
warmingsniveau (bijv. daling gedurende
1e trap
Uitgang Q2, Q6, Q20
uit
aan
aan
28
Keerklep koelen Y21
Besturing van de keerklep koelen.
Daarvoor is een 4-leidingsysteem
noodzakelijk. De keerklep koelen wordt
bij gemeenschappelijk gebruikte
verwarming- en koelkring voor het
omschakelen tussen warmte- en
koelrail gebruikt, wanneer de warm-
tepomp niet alleen voor verwarmings-
doeleinden, maat gelijktijdig ook voor
de koeling wordt gebruikt.
HK/KK
B1
T
Q2
Y1/Y2
Y21
H
H
K
K
29 Luchtontvochtiger K29
Bij stijgende ruimtebevochtiger kan
een externe luchtontvochtiger worden
ingeschakeld. Daarvoor moet op de
Hx-ingang een vochtigheidssensor zijn
aangesloten. De functionaliteit van de
luchtontvochtiger is onafhankelijk van
de koelfunctionaliteit. Modi, vakantie-
programma, presentietoets enz.
oefenen geen invloed op de
ontvochtiger uit.
30 Warmtevraag K27
Signaleert voor een extern warm-
tetoestel door sluiten van het contact
een aanwezige warmtebehoefte.
de nacht) het pompvermogen kan
worden verminderd. Hierbij wordt op
de 1e trap van de pomp met het
multifunctionele relais QX de 2e trap
als volgt bijgeschakeld:
2e trap
Uitgang Q21, Q22,Q23
uit
uit
aan
31 Koelvraag K28
Zodra in koelkring 1 een koelvraag
aanwezig is, wordt de uitgang K28
geactiveerd. Daardoor kan een extern
koelapparaat worden geactiveerd. Bij
het apparaat met adres 1 kan ook een
koelvraag van het systeem de
activering van uitgang K28 tot gevolg
hebben.
Daarvoor moet in bedieningsregel
„LPB-systeem" de bedieningsregel
6627
„Koelvraag" op „Centraal" ingesteld zijn.
32
Alarmuitgang K10
Ontstaat er een fout, dan wordt dit met
het alarmrelais gesignaleerd. Het
sluiten van het contact heeft een
vertragingstijd van 2 minuten. Wordt
de fout hersteld, dat wil zeggen de
foutmelding is niet meer aanwezig,
dan gaat het contact zonder vertraging
open.
Kan de fout op dit moment niet meer
worden hersteld, bestaat de
mogelijkheid het alarmrelais toch terug
te zetten. Dit vindt plaats in het menu
„Fouten" (Regelnummer,. 6710).
33 Tijdprogramma 5 K13
Het relais schakelt op de bij tijdschakel-
programma 5 (bedieningsregels
601 - 616) ingestelde tijden een
willekeurig aangesloten component.
Pomptoestand
uit
deellast
vollast