Adressering van de binnenunit (SC-1, SC-1
Smart-Com)
Binnenunits, die op de centrale regeling worden
aangesloten, moeten een apparaatadres van 0 tot
63 voor toewijzing in de apparaatbus worden toe-
gewezen. Als er meerdere binnenunits op een cen-
trale regeling worden aangesloten, moet erop
worden gelet dat een apparaatadres niet meerdere
keren wordt vergeven.
Het apparaatadres wordt bij de binnenunits van de
serie MXT 355-525 aan de hand van de draaischa-
kelaar ENC3 en de DIP-schakelaar F1 vergeven.
Het algemene instelbereik wordt door de DIP-
schakelaar F1 vastgelegd. De instelbereiken ont-
staan uit de volgende DIP-schakelaarposities:
ON
ON
1 2
1 2
ON F1
ON F1
0-15
16-31
Afb. 38: DIP-schakelaarposities
ON
ON
1 2
1 2
ON F1
ON F1
32-47
48-63
Door de draaischakelaar ENC3 wordt het appa-
raatdres vervolgens exacter gespecificeerd. Het
apparaatadres ontstaat als volgt uit de combinatie
van de beide schakelaars:
ON
1 2
ON F1
0
0
1
1
2
2
3
3
4
4
5
5
6
6
0
7
7
8
8
9
9
A
10
B
11
C
12
D
13
E
14
F
15
Voorbeeld:
ON
1 2
ON F1
ENC3
ON
ON
ON
1 2
1 2
1 2
ON F1
ON F1
ON F1
16
32
48
17
33
49
18
34
50
19
34
51
20
36
52
21
37
53
22
38
54
23
39
55
24
40
56
25
41
57
26
42
58
27
43
59
28
44
60
29
45
61
30
46
62
31
47
63
0
28
31