5
Aansluiting voor de luchtafvoer
De kunststof aansluittuit dient in de
opening aan de bovenzijde van de
afzuigkap vastgeklikt te worden.
Hierbij dient erop gelet te worden dat de
hoge flens van de uitblaastuit naar boven
gericht is en de korte zijde vastgeklikt
wordt in de afzuigkap.
Op de aansluittuit dient een afvoerkanaal
met een minimale diameter van 125 mm
aangesloten te worden op het kanaal van
het centrale ventilatie systeem. Voor een
perfecte luchtdichte afsluiting is het
noodzakelijk de verbinding tussen de
aansluittuit en het afvoerkanaal af te
dichten met tape of een slangklem.
Let op! Voor een juiste werking van de HR
schouwkap moet de benodigde
luchthoeveelheid van het afzuigventiel,
waar de kap op wordt aangesloten,
minimaal 125 m³/h bedragen.
Tevens dient de benodigde
luchthoeveelheid van het ruimtelijke
afzuigventiel
25 m³/h te bedragen.
In de hieronder staande tabel wordt de
onderdruk van de HR afzuigkap
aangegeven bij een capaciteit van 125
m³/h en 150 m³/h.
Model
Onderdruk
bij een
capacuteit
van 125
m³/h
HR 1060
19 Pa
Onderdruk
bij een
capaciteit
van 150
m³/h
27 Pa
8
Let op:
Door een onjuiste aansluiting van een
afzuigkap ontstaat er extra luchtweerstand
waar door de afzuigcapaciteit afneemt en
de geluidsproductie zal toenemen.
Gebruik gladde kanalen met een inwendig
diameter gelijk aan de uitwendige diameter
van de uitblaastuit van de afzuigkap.
Vermijdt vernauwingen en haakse bochten,
maar maak gebruik van afgeronde bochten
voor een goede luchtgeleiding.
Het gebruik van flexibele afvoerslang dient
tot een minimum te worden beperkt en
uitsluitend toegepast te worden voor het
maken van kleine overbruggingen,
bijvoorbeeld als verbinding tussen de
uitblaastuit en het afvoerkanaal. De
flexibele slang dient volledig uitgetrokken
en zo recht mogelijk te worden
aangebracht.
Toepassing van platte kanalen met een te
gering netto doorstromingsoppervlak is ten
zeerste af te raden.
Controleer bestaande kanalen op diameter,
vernauwingen en of deze niet in verbinding
staan met andere kanalen of ruimten.