2. Opstellen van het scherm
Gebruik van de stelvoetjes
1
Druk de vergrendelingen van
de stelvoetjes in.
• De projector is tot maximaal 5° afwijkend van horizontaal te verstellen.
• Wanneer u de hoogte van de projector naar genoegen heeft ingesteld, is het mogelijk dat het geprojecteerde beeld
perspectivisch vervormd is geraakt, afhankelijk van de relatieve plaatsing van de projector en het scherm.
VOORZICHTIG
• Druk de vergrendelingen van de stelvoetjes niet in wanneer de stelvoetjes uit staan zonder dat u de projector stevig vasthoudt.
• Houd de projector niet vast aan de lens wanneer u de hoogteverstelling gebruikt.
• Wanneer u de projector naar beneden laat, moet u voorzichtig zijn dat u uw vingers niet klemt tussen de stelvoetjes en de
projector.
Digitale instelling van de lens
1
Druk op LENS om de
gewenste functie te kiezen.
Elke keer dat u op LENS drukt, zal
het scherm veranderen in deze
volgorde.
2
Druk op ENTER om het testbeeld te projecteren.
3
Druk op ∂/ƒ/ß/© om wijzigingen aan te brengen.
4
a. Druk net zo vaak op LENS totdat het normale scherm verschijnt.
b. Druk op UNDO om de TRAPEZIUMVORM CORR. (perspectivische
vertekening) instelling terug te stellen.
• Wanneer u de TRAPEZIUMVORM CORR. (perspectivische vertekening) instelling wijzigt, kunnen rechte
lijnen en de randen van het weergegeven beeld een zaagtand effect gaan vertonen.
• Raak de lens niet aan wanneer u de scherpstelling of de zoom regelt.
19
2
Zet de projector op de gewenste
hoogte en laat de vergrendelingen
van de stelvoetjes los.
g
3
Verdraai de stelvoetjes om
kleine wijzigingen te maken.
Projector
1, 4a
3
2
g
Vervolg
Afstandsbediening
4b
g