Systeeminstellingen
De camera instellen voor de
functie Rear View
1 Druk op .
2 Tip [Rear View] aan.
p Om de achteruitkijkcamera in te stellen voor de functie Rear
View, stelt u "Ingang camera achter" in op "Aan".
De achteruitkijkcamera activeren op bladzijde 20
De veilige modus instellen
U kunt de veilige modus instellen waarmee wordt geregeld dat
sommige functies alleen werken wanneer u uw voertuig op een
veilige plaats parkeert en de handrem aantrekt.
1 Geef het scherm "Systeem" weer.
Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op bladzijde
20
2 Raak [Veilige Modus] aan om "Aan" (stan-
daard) of "Uit" te kiezen.
De systeemtaal selecteren
Als de gebruikte taal niet overeenkomt met de taalinstelling
van dit toestel, wordt tekst wellicht niet juist weergegeven.
Het is mogelijk dat sommige tekens niet juist worden
weergegeven.
1 Geef het scherm "Systeem" weer.
Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op bladzijde
20
2 Raak [Systeemtaal] aan.
3 Raak de taal aan die u wilt gebruiken.
De pieptoon instellen
1 Geef het scherm "Systeem" weer.
Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op bladzijde
20
2 Raak [Pieptoon] aan om "Aan" (standaard) of
"Uit" te kiezen.
De reactiestanden van het aan-
raakpaneel afstellen (kalibratie
aanraakpaneel)
Als u vindt dat de aanraaktoetsen afwijken van de plekken op het
scherm die reageren op uw aanraking, kunt u de reactiestanden
van het aanraakpaneelscherm aanpassen.
p Deze instelling kan alleen worden gebruikt als u het voertuig
op een veilige plaats parkeert en de handrem aantrekt.
p Gebruik geen spits voorwerp, zoals een balpen of een vulpot-
lood, want hierdoor kan het scherm worden beschadigd.
p Schakel de motor niet uit tijdens het opslaan van de aange-
paste positiegegevens.
1 Geef het scherm "Systeem" weer.
Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op bladzijde
20
2 Raak [Kalibratie aanraakscherm] aan.
3 Tip [Ja] aan.
4 Raak de vier hoeken van het scherm aan langs
de pijlen.
5 Druk op .
De resultaten van de instelling worden opgeslagen.
6 Druk nogmaals op .
Ga door naar de 16-punts instelling.
7 Raak voorzichtig het midden van de markering
"+" op het scherm aan.
De markering geeft de volgorde aan.
Als u op
drukt, keert het systeem terug naar de
vorige afstelpositie.
Als u
ingedrukt houdt, wordt de afstelling
geannuleerd.
8 Houd
ingedrukt.
De resultaten van de instelling worden opgeslagen.
De dimmer instellen
De dimmeractivering instellen
1 Geef het scherm "Systeem" weer.
Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op bladzijde
20
2 Raak [Instellingen dimmer] aan
3 Raak [Dimmer Trigger] aan
4 Raak het item aan.
Auto (standaard):
Schakelt de dimmer automatisch in of uit volgens het in- of
uitschakelen van de koplamp van uw voertuig.
Manueel:
schakelt de dimmer handmatig in of uit.
Tijd:
Schakelt de dimmer in of uit op het door u aangepaste
tijdstip.
De duur van de dimmer in dag of
nacht instellen
p U kunt deze functie gebruiken wanneer "Dimmer Trigger" is
ingesteld op "Manueel".
1 Geef het scherm "Systeem" weer.
Het instellingsscherm "Systeem" weergeven op bladzijde
20
2 Raak [Instellingen dimmer] aan
3 Druk op [Dag/Nacht] om de volgende items te
schakelen.
Dag (standaard):
schakelt de dimmer handmatig uit.
Nacht:
schakelt de dimmer handmatig in.
De dimmerduur optioneel instellen
U kunt de tijd dat de dimmer is in- of uitgeschakeld, aanpassen.
p U kunt deze functie gebruiken wanneer "Dimmer Trigger" is
ingesteld op "Tijd".
p Deze instelling kan alleen worden gebruikt als u het voertuig
op een veilige plaats parkeert en de handrem aantrekt.
21