De risico-indicator (de pijlen op het display en de bijbeho-
rende schaalverdeling op het apparaat) geeft aan binnen
welk bereik de vastgestelde bloeddruk zich bevindt. Als
de gemeten waarden zich in twee verschillende bereiken
bevinden (bijv. systolisch in het bereik "hoog-normaal"
en diastolisch in het bereik "normaal"), dan geeft de ri-
sico-indicator altijd het hoogste bereik weer; in het be-
schreven voorbeeld is dat "hoog-normaal".
Houd er rekening mee dat deze standaardwaarden uit-
sluitend opgevat mogen worden als algemene richtlijn,
omdat de bloeddruk per persoon en ook per leeftijds-
groep enz. kan verschillen of afwijken.
Bovendien moet u er rekening mee houden dat de waar-
den die u thuis zelf meet over het algemeen lager zijn dan
de waarden die bij uw arts worden gemeten. Daarom is
het belangrijk dat u regelmatig uw arts raadpleegt. Alleen
uw arts kan u vertellen wat uw persoonlijke streefwaarden
zijn voor een gecontroleerde bloeddruk – met name als u
een medicamenteuze behandeling ondergaat.
Hartritmestoornissen
Dit apparaat kan bij de analyse van uw geregistreerde
hartslagsignaal tijdens de bloeddrukmeting eventuele
stoornissen van het hartritme identificeren. In dat geval
wijst het apparaat na de meting door middel van het sym-
bool
op het display op eventuele onregelmatigheden
in uw hartslag. Dit kan wijzen op aritmie. Aritmie is een
aandoening waarbij het hartritme abnormaal is als gevolg
van fouten in het bio-elektrische systeem dat de hartslag
stuurt. De symptomen (overslaand hart of voortijdige
hartslagen, langzame of te snelle hartslag) kunnen onder
meer het gevolg zijn van hartaandoeningen, ouderdom, li-
chamelijke aanleg, overmatig gebruik van genotmiddelen,
stress of slaapgebrek. Als het symbool
op het display wordt weergegeven, moet u de meting her-
halen, omdat de nauwkeurigheid mogelijk negatief is be-
invloed. Gebruik voor de beoordeling van uw bloeddruk
alleen de resultaten die zonder onregelmatigheden in uw
hartslag zijn geregistreerd. Raadpleeg uw arts als het
symbool
vaak wordt weergegeven. Alleen hij kan in
het kader van zijn diagnostische mogelijkheden de aan-
wezigheid van aritmie tijdens een onderzoek vaststellen.
15
na de meting