REMKO-ruimtetemperatuurregeling
Parameter Beschrijving
Begrenzing instelling maximale instelwaarde verwarmingsmodus:
P13
De parameter begrenst het maximale instelbereik tussen 5,0...35,0 °C.
Begrenzing instelling minimale instelwaarde koelmodus:
P14
De parameter begrenst het minimale instelbereik tussen 5,0...35,0 °C.
Begrenzing instelling maximale instelwaarde koelmodus:
P15
De parameter begrenst het maximale instelbereik tussen 5,0...35,0 °C.
Instelwaarde vorstbeveiligingstemperatuur:
Deze parameter bepaalt de minimale temperatuur in de ruimte binnen het bereik 0,1...15,0 °C,
P16
die ook bij een uitgeschakelde regelaar wordt bewaard. De functie is alleen actief bij geacti-
veerde verwarmingsmodus en de ventilatorsnelheid wordt beperkt tot het eerste niveau. Bij
invoer van de waarde P16=0,0 °C wordt de functie geblokkeerd.
Temperatuurverlaging in de modus Economy
Bij een actieve Economy-functie wordt de insteltemperatuur tijdens de verwarmingsmodus
P17
met de ingestelde hysterese tussen 0,1...10,0 °C verlaagd en bij de koelmodus verhoogd. Bij
invoer van de waarde P17=0,0 °C wordt de functie altijd geblokkeerd.
Temperatuurhysterese in de modus verwarmen en koelen:
P18
Deze parameter bepaalt de hysterese tussen 0,2...1,0 °C onder (verwarmen) of boven
(koelen) de instelwaarde waarbij de AAN/UIT-klepuitgangen worden geactiveerd.
Neutrale zone (P01=1/2/3):
Systeem met twee verschillende warmte- en koudegeneratoren vereisen een neutrale zone,
P19
om pendelbedrijf uit te sluiten. De hysterese van de neutrale zone kan binnen het bereik
0,0...11,0 °C worden vastgelegd. De neutrale zone ligt altijd voor de helft boven en onder de
ingestelde instelwaarde. Bij andere bedrijfsmodi wordt de parameters niet gebruikt.
Ventilatorinschakelvertraging:
Om de warmtewisselaar de mogelijkheid te geven om op te warmen (verwarmingsbedrijf) of af
P20
te koelen (koelbedrijf), kan na klepaansturing een gedwongen stilstandtijd van de ventilator
tussen 0...600s worden ingesteld.
Ventilatornaloop:
Om de warmtewisselaar/verwarmingselement de mogelijkheid te geven om op te warmen
P21
(koelbedrijf) of af te koelen (verwarmingsbedrijf), kan na klepaansturing een gedwongen stil-
standtijd van de ventilator tussen 0...600s worden ingesteld.
Onderste grenswaarde automatische omschakeling voor de warmtevraag P01=1:
Bij het onderschrijden van de ingestelde temperatuur binnen het bereik 0...24 °C wordt in de
P22
modus automatische omschakeling vanuit de stand-bymodus (dode zone) omgeschakeld naar
de verwarmingsmodus.
Onderste grenswaarde automatische omschakeling voor de koelvraag P01=1:
Bij het overschrijden van de ingestelde temperatuur binnen het bereik 26...48 °C wordt in de
P23
modus automatische omschakeling vanuit de stand-bymodus (dode zone) omgeschakeld naar
de koelmodus.
Minimum aanvoertemperatuur voor de verwarmingsmodus:
P24
Voor de verwarmingsmodus kan de minimum aanvoertemperatuur tussen 0 °C en 99 °C
worden gedefinieerd. Als deze waarde onderschreden wordt de ventilator niet aangestuurd.
16