Rosemount 3051
Gebruik en onderhoud
Proefneming en inspectie
De volgende proefnemingen worden aanbevolen. De resultaten van de proefneming
en de genomen corrigerende maatregelen moeten worden gedocumenteerd op
www.emersonprocess.com/rosemount/safety/certtechdocumentation.htm indien er
een fout wordt aangetroffen in het functioneren van de veiligheidsbewaking.
Gebruik "Tabel 1: HART-sneltoetsreeks" voor het uitvoeren van een kringtest, een trim van
de analoge uitgang, of een sensor-trim. Zie de 3051 naslaghandleiding voor aanvullende
informatie.
(1)
Vijfjaarlijkse
proefneming
Het uitvoeren van een kringtest van een analoge uitgang voldoet aan de testvereisten en
zal meer dan 52% van DU-storingen detecteren die niet door de automatische diagnose-
functies van de 3051C of 3051L worden gedetecteerd en meer dan 62% van DU-storingen
die niet worden gedetecteerd door de automatische diagnosefuncties van de 3051T.
Benodigd gereedschap: HART/-communicator en mA-meter.
1. Voer op de HART/-communicator de reeks sneltoetsen 1, 2, 2 in.
2. Selecteer "4 Overig."
3. Voer de milliampèrewaarde in die een hoge alarmtoestand vertegenwoordigt.
4. Controleer met de referentiemeter of de mA-uitgang overeenkomt met de ingevoerde
waarde.
5. Voer de milliampèrewaarde in die een lage alarmtoestand vertegenwoordigt.
6. Controleer met de referentiemeter of de mA-uitgang overeenkomt met de ingevoerde
waarde.
7. Documenteer het testresultaat naargelang uw vereisten.
Tienjaarlijkse proefneming
Deze proefneming, indien gecombineerd met de vijfjaarlijkse proefneming, zal meer dan
92% van DU-storingen detecteren die niet gedetecteerd worden door de automatische
diagnosefuncties van de 3051C of 3051L, en meer dan 95% van DU-storingen die niet
gedetecteerd worden door de automatische diagnosefuncties van de 3051T.
Benodigd gereedschap: HART/-communicator en drukkalibratie-apparatuur.
1. Voer een minimale tweepunts-sensorkalibratiecontrole uit met behulp van 4–20mA
bereikspunten als kalibratiepunten.
2. Controleer met de mA-referentiemeter of de mA-uitgang overeenkomt met de
drukingangswaarde.
3. Kalibreer indien nodig met behulp van één van de "Trim"-procedures in de 3051
naslaghandleiding.
4. Documenteer het testresultaat naargelang uw vereisten.
NB
De gebruiker bepaalt de proefnemingvereisten voor impulsleidingen.
Visuele inspectie
Niet vereist.
(1) Kan een langere proefnemingsinterval zijn indien dit volgens PFDavg berekening is gerechtvaardigd.
14
Beknopte installatiegids
00825-0111-4051, Rev BA
Juni 2009