Beknopte installatiegids
00825-0111-4051, Rev BA
Juni 2009
Afbeelding 8. Alarmniveaus
3,6–3,8 mA
(1) Transmitterstoring, hardware- of software-alarm in LO-stand.
(2) Transmitterstoring, hardware- of software-alarm in HI-stand.
(3) Hoog alarm moet ten minste 0,1 mA hoger zijn dan de hoge verzadigingswaarde.
(4) Laag alarm moet ten minste 0,1 mA lager zijn dan de lage verzadigingswaarde.
Hoe de alarmwaarden en -richting worden ingesteld, is afhankelijk van het feit of de
optionele hardwareschakelaar al dan niet is geïnstalleerd. U kunt een HART-master of
-communicator gebruiken voor het instellen van de alarm- en verzadigingswaarden.
Schakelaars geïnstalleerd
1. Gebruik bij toepassing van een communicator de volgende reeks sneltoetsen om de
alarm- en verzadigingswaarden in te stellen.
Alarmniveaus – sneltoetsen; 1, 4, 2, 7, 7
Verzadigingniveaus – sneltoetsen; 1, 4, 2, 7, 8
2. Stel handmatig de richting voor het alarm in op HI of LO met behulp van de schakelaar
ALARM zoals aangegeven in Afbeelding 5 op pagina 7.
Schakelaars niet geïnstalleerd
1. Gebruik bij toepassing van een communicator de volgende reeks sneltoetsen om de
alarm- en verzadigingswaarden en de alarmrichting in te stellen.
Alarmniveaus – sneltoetsen; 1, 4, 2, 7, 7
Verzadigingniveaus – sneltoetsen; 1, 4, 2, 7, 8
Alarmrichting – sneltoetsen; 1, 4, 2, 7, 6
Rosemount alarmniveau
(1)
3,75 mA
4 mA
3,9 mA
lage verzadiging
Namur alarmniveau
(1)
3,6 mA
4 mA
3,8 mA
lage verzadiging
Aangepast alarmniveau
(1)
4 mA
3,7–3,9 mA
lage verzadiging
Normaal
gebruik
20 mA
20,8 mA
hoge verzadiging
Normaal
bedrijf
20 mA
20,5 mA
hoge verzadiging
(3)(4)
Normaal
bedrijf
20 mA
20,1–21,5 mA
hoge verzadiging
Rosemount 3051
(2)
21,75 mA
(2)
22,5 mA
(2)
20,2–23,0 mA
13