11. Configuratie van het laadstation
Er mag geen voertuig zijn aangesloten wanneer het laadstation wordt ingeschakeld.
Als de sleutelvergrendeling is geactiveerd in de configuratie van het laadstation, moet het station bij elke handeling (zoals configureren,
opladen van een voertuig, wijziging van modus, lading forceren, lading vrijgeven of overschakelen naar de 'hotspot'-modus) in de
ontgrendelde stand staan (sleutel in de ON-stand).
11.1. Configuratieprocedure van het laadstation
Bij het verlaten van de fabriek is het laadstation ingesteld om te werken met zijn configuratie. Een voorbeeldconfiguratie met een gedetailleerde
beschrijving is te vinden in stap 7 'Configuratie bewerken'.
Als u bepaalde werkingsparameters van het laadstation wilt wijzigen, afhankelijk van de elektrische installatie en/of de eisen van uw klant,
moet voor elke nieuwe installatie een lege USB-stick worden gebruikt (meegeleverd met stations die een TIC-kaart hebben). Voor
laadstations zonder TIC-kaart hebt u een USB-stick van 1 tot 4 GB met FAT32-indeling nodig.
Als de fabrieksinstellingen geschikt zijn voor de toepassing van de klant, kunt u direct naar hoofdstuk 13 gaan.
Laadstation sluiten.
11.2. De instellingen wijzigen met behulp van een USB-stick
1
3
ON
4
6
12
OFF
groen zonder knipperen
15 s
indicatielampje uit
1
2
• Als het laadstation over een TIC-kaart beschikt,
wacht dan 60 seconden totdat alle parameters van de
elektriciteitsmeter zijn verwerkt.
• Na een paar seconden licht de groene led op de
controllerkaart op, knippert twee keer en blijft
vervolgens branden. Het configuratiebestand 'B1280
diagnose.tx' is gekopieerd naar de USB-stick, net als
een logbestand met de naam 'B1280 logs.csv'. Hierin
wordt alles geregistreerd wat er met het laadstation is
gebeurd. Bij de eerste oplaadbeurt is dit bestand leeg.
5
2
B1280 diagnose.txt