A.6
Installatie en montage
Inleiding
• De handelingen voor de installatie en montage van de machine mogen uitsluitend
worden uitgevoerd door gespecialiseerd personeel dat voorzien is van alle persoonlijke
beschermingsmiddelen, alsmede van geschikte uitrusting, gereedschappen en
hulpmiddelen, met een passende afrastering van de montagezone om de toegang van
onbevoegden te voorkomen.
• De beschreven handelingen dienen te worden gerealiseerd volgens de geldende
veiligheidsvoorschriften.
• Alvorens willekeurig welke installatie- en montageprocedure uit te voeren, moet de
elektrische voeding van het apparaat worden afgekoppeld.
Elektrische aansluitingen
• Werkzaamheden aan de elektrische installaties mogen uitsluitend verricht worden door
gespecialiseerd personeel.
• De aansluiting op het elektriciteitsnet dient op grond van de in het land van gebruik
geldende richtlijnen en voorschriften te worden uitgevoerd.
• In het geval van apparaten met een aparte groep dient de aansluiting op een duidelijk
verschillende manier gemaakt te worden voor de groep en voor de machine.
• Informatie over de voedingsspanning van het apparaat staat vermeld op het typeplaatje.
• De elektrische voeding van de installatie is voorbereid en in staat om de effectieve
spanningsbelasting te dragen, en is bovendien uitgevoerd volgens de regels van de
kunst en de in het land van gebruik van de apparatuur geldende voorschriften;
• breng tussen voedingskabel en elektrische leiding een hooggevoelige, thermische
overbelastingsbeveiliging aan die berekend is op het vermogen van het apparaat, zoals
vermeld op het typeplaatje, met een contactopening die de volledige afsluiting mogelijk
maakt in omstandigheden van overspanningscategorie III, uitgevoerd volgens de
geldende voorschriften. Voor de juiste doorsnede van de schakelaar of van de stekker
de op het typeplaatje van het apparaat aangegeven opgenomen stroom raadplegen.
• Na de aansluiting controleren of de voedingsspanning, wanneer het apparaat in werking
is, niet met ± 6% afwijkt van de nominale spanning.
• Bij de modellen die ingesteld zijn op een remote unit, de elektrische aansluiting van de
condensorunit en de elektromagnetische klep uitvoeren zoals aangegeven in het
schakelschema dat bij de het apparaat geleverd is. De aansluiting moet tot stand
gebracht worden met een snoer met een adequate doorsnede. Plaats de kabels en zet
ze vast met de daarvoor bedoelde kabelklem. Sluit elke geleider op de juiste wijze aan
op de overeenkomstige klem.
• Indien de voedingskabel beschadigd is, dan dient hij door de Technische dienst of in
ieder geval door gespecialiseerd personeel vervangen te worden, teneinde elk risico te
vermijden.
• De fabrikant kan op geen enkele wijze aansprakelijk gesteld worden voor eventuele
schade of ongevallen die voortvloeien uit het feit dat de in deze paragraaf vermelde
voorschriften of de elektrische veiligheidsvoorschriften die van toepassing zijn in het
land waar het apparaat gebruikt wordt, niet in acht genomen zijn.
Elektrische aansluiting voor apparaten met stekker
• Voor de aansluiting is het derhalve voldoende de stekker van de voedingskabel in het
stopcontact te steken, waarbij u eerst dient na te gaan of:
• het stopcontact deugdelijk geaard is en of de netspanning en -frequentie
overeenstemmen met de gegevens die op het typeplaatje van het apparaat vermeld
16