6,1
mmol/L
Bij een snelle daling van
de glucosespiegel
kan de glucosemeting
van de sensor hoger zijn
dan die in het bloed.
Een stijging of daling in de glucosespiegel
zijn dus altijd eerst zichtbaar in het
bloed, want deze loopt altijd voor
op de glucose in weefselvocht.
De gemeten glucosewaarden
in het weefselvocht hebben
een gemiddelde vertraging van
minder dan 5 minuten t.o.v. de
metingen in bloed.
Er is een groter verschil in metingen
van de bloedglucose en de metingen in
weefselvocht van de sensor bij snelle
veranderingen van de glucosespiegel,
bv. na het eten, na een toediening van
snelwerkende insuline of na inspanning.
§
17
15