• Lees de kenmerken van het KOELEN, het
VERWARMEN, en het PROGRAMMA
DROGEN op pagina 8, 9.
10. IN GEVAL VAN PROBLEMEN
Controleer eerst zelf alvorens een service-
oproep te doen.
1. Indien het systeem helemaal niet werkt.
• Controleer of er een zekering doorgebrand is.
Schakel de netspanning uit.
• Controleer of de stroomonderbreker
is doorgeslagen.
Schakel de stroom in met de
stroomonderbreker in de uit-stand.
Schakel de stroom niet in met de
stroomonderbreker in de uitschakelpositie.
(Neem contact op met uw verdeler.)
Stroomonderbreker
(aardlekschakelaar)
• Controleer of er een stroomstoring is.
Wacht totdat de stroom hersteld is. Indien
er zich tijdens de werking van het systeem
een stroomstoring voordoet, start het systeem
weer vanzelf, onmiddellijk nadat de stroom
hersteld is.
2. Indien het systeem stopt nadat de
werking is voltooid.
• Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van
de buiten- of binnenunit geblokkeerd is door
een voorwerp.
Verwijder het voorwerp en zorg ervoor dat
de lucht vrij kan stromen.
• Controleer of het luchtfilter verstopt is.
Vraag een erkend onderhoudstechnicus
om de luchtfilters te reinigen.
(Zie "ONDERHOUD" op pagina 11.)
Als het luchtfilter verstopt is, zal de luchtstroom
afnemen en zullen bijgevolg ook de prestaties
afnemen.
Hierdoor kan bovendien dauw van
condensatie ontstaan bij de luchtuitlaat.
(Zie "ONDERHOUD" op pagina 11.)
Nederlands
Lipje
AAN
Uitschakelpositie
UIT
3. Het systeem werkt, maar koelt of
verwarmt onvoldoende.
• Indien de luchtinlaat of -uitlaat van de binnen-
of buitenunit geblokkeerd is door een
voorwerp.
Verwijder het voorwerp en zorg ervoor dat
de lucht vrij kan stromen.
Obstakels belemmeren de luchtstroom,
waardoor de prestaties afnemen en de units
stuk kunnen gaan wanneer uitgeblazen lucht
wordt aangezogen.
Ze verspillen elektriciteit en kunnen tot gevolg
hebben dat units uitvallen.
• Als het luchtfilter verstopt is.
Vraag een erkend onderhoudstechnicus om
de luchtfilters te reinigen.
(Zie "ONDERHOUD" op pagina 11.)
Verstoppingen door stof of vuil zullen een
vermindering van het luchtstroomvolume van
de airconditioner tot gevolg hebben, waardoor
de prestaties zullen afnemen.
Hierdoor kan bovendien dauw van
condensatie ontstaan bij de luchtuitlaat.
(Zie "ONDERHOUD" op pagina 11.)
• Als de ingestelde temperatuur niet goed
is (Stel een geschikte temperatuur,
luchtstroom en uitblaasrichting in.).
• Als de knop VENTILATORSNELHEID
is ingesteld op LAGE SNELHEID
(Stel een geschikte temperatuur,
luchtstroom en uitblaasrichting in.).
• Als de luchtstroomhoek niet goed is.
(Zie "DE RICHTING VAN DE
LUCHTSTROOM INSTELLEN" op pagina 9.)
• Indien deuren of ramen open zijn. Sluit deuren
en ramen om te voorkomen dat de wind naar
binnen waait.
• Indien rechtstreeks zonlicht de kamer binnen
komt (tijdens koeling).
Gordijnen of jaloezieën sluiten.
• Wanneer er te veel mensen in de ruimte
aanwezig zijn (tijdens het koelen).
• Wanneer de warmtebron van de ruimte
te overdadig werkt (tijdens het koelen).
4. Hoewel de AAN/UIT-knop niet werd
ingedrukt, is de unit gestart of gestopt.
• Bent u zeker dat de AAN/UIT-timerwerking
niet in gebruik is?
Zet de AAN/UIT-timer uit.
• Bent u zeker dat er geen afstandsbediening
is aangesloten?
Contacteer de centrale controlekamer
vanwaar de stop afkomstig is.
16