Installatiehandleiding 1 Veiligheid • Gebruik alleen wasmiddel dat bedoeld is voor in water gewassen tex- tiel. Gebruik nooit droogreinigingsmiddelen. • De machine moet worden aangesloten met nieuwe waterslangen. Ge- bruikte waterslangen mogen niet gebruikt worden. • Het deurslot van de machine mag onder geen enkele voorwaarde worden overbrugd.
Installatiehandleiding Verwijderen van de machine van de pallet De machine moet aan het onderframe worden opgetild. Monteer de bijgesloten steunvoeten en stel de machine waterpas. fig.W00981 Monteer het voor- en achterpaneel weer. Plaats de machine op de bedoelde plaats. 3.2 Plaatsing Installeer de machine nabij een afvoerput of een open afvoer.
Installatiehandleiding 3.3 Mechanische installatie Als de machine niet op een sokkel wordt gemonteerd, moet de machine aan de vloer worden vastgezet. Teken twee gaten af en boor circa 40 mm diep (⌀8 mm). fig.5358 Plaats de machine boven op de twee boorgaten. De gaten bevinden zich aan de voorkant van de machine. Stel de machine waterpas met de stelvoeten van de machine.
Installatiehandleiding 4 Montage op schepen De maximumwaarde voor slingeren is ± 15° en voor stampen ± 8°. De machine moet worden geplaatst zoals in de afbeelding. fig.2787 Om de stabiliteit van de machine te waarborgen, moet de machine wordt vastgezet aan de vloer. Teken twee gaten af (A) ⌀...
Installatiehandleiding Breng M10-bouten aan in de gaten. Schroef de vier poten van de machine zo ver mogelijk omhoog. Zet de machine op haar plaats. Breng de afstandsstukken (B) aan tussen de machine en de vloer. Bevestig de machine strak aan de vloer met de twee bouten. Stel de poten van de machine af op de vloer en zet ze vast met de moeren.
Installatiehandleiding 6 Aansluiten van externe doseersystemen 6.1 Aansluiten van de slangen De machine is voorbereid op aansluiting van externe doseersystemen of systemen voor hergebruik van water, enz. Er zijn twee versies van de slangnippels. Volg de instructies voor de slangnippels die bij uw type machine zijn geleverd.
Installatiehandleiding 6.2.1 Machine met aansluitingen Sluit het externe doseersysteem aan op de aansluitingen A en B op de machine. Sluit de signaalkabel aan op B en de voeding op A. De kabels voor het Efficiënte doseersysteem worden bij de machine geleverd. Sluit de voedingskabel aan op de machine A en het andere uiteinde van de kabel samen met de kabel voor Efficiënt doseren in een aansluitkast of met stekker en stopcontact.
Installatiehandleiding 6.2.2 Machine zonder aansluitingen Sluit het externe doseersysteem aan op de I/O-kaart, die zich rechts van de inkomende voeding bevindt. De I/O-kaart heeft randaansluitingen voor het aansluiten van externe doseersystemen. Randaansluitingen op de I/O-kaart kunnen los worden gedraaid voor aansluitkabels. 11 13 15 17 19 10 12 14 16...
Installatiehandleiding 6.2.3 Uitgangen Sluit de voeding (bv. 24 V DC) voor de externe vloeistoftoevoer aan op 9 en 10. Als een interne voeding (vanuit de machine) wordt gebruikt, kan deze worden afgenomen van 1 (N), aangesloten op 9, en van 2 (L), aangesloten op 10. Max.
Installatiehandleiding 6.2.4 Ingangen Het signaalbereik kan 5-24 V DC/AC of 100- 240 V AC zijn. Bij 5-24 V wordt de signaalreferentie aangesloten op 3, en voor 100-240 V op 4. Potentialen op de ingangen mogen niet worden gemengd. Let op: De I/O kaart wordt beschadigd als de spanning op aansluiting 3 te hoog is >...
Installatiehandleiding 7 Afvoer aansluiting Afvoerklep De afvoerpijp moet zich boven een afvoerputje, een afvoerkanaal of op een dergelijke plek bevinden, met een af- stand van minimaal 25 mm tussen uitlaat en afvoer. fig.2036 Afvoerpomp De afvoerpijp moet zich boven een afvoerputje, een afvoerkanaal of op een dergelijke plek bevinden. Het hoogste gedeelte van de afvoerslang moet worden geplaatst zoals in de afbeelding.
Installatiehandleiding 8 Elektrische aansluitingen 8.1 Elektrische installatie De elektrische installatiewerkzaamheden mogen alleen door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Monteer in overeenstemming met de bedradingsvoorschriften vóór installatie van de machine een meerpolige scha- kelaar ten behoeve van installatie- en servicewerkzaamheden. Sluit de kabel van de machine aan op de schakelaar. Controleer of de aarde op de juiste wijze is aangesloten.
Installatiehandleiding 8.3 Machineaansluiting De volgende opties bestaan voor omschakeling/heraansluiting van de machine. Aansluitoptie 380-415V/3N~ 4,4 kW Elektrisch verwarmd 303B 303A Aansluitoptie 380-415V/3~ 4,4 kW Elektrisch verwarmd 303B 303A Aansluitoptie 208-240V/3~ 4,4 kW Elektrisch verwarmd 303B 303A Aansluitoptie 208-240V/1~ 4,4 kW Elektrisch verwarmd 303B 303A...
Pagina 21
Installatiehandleiding Aansluitoptie 208-240V/1~ 2,2 kW Elektrisch verwarmd 303A 303B Aansluitoptie 208-240V/1N~ 2,2 kW Elektrisch verwarmd 303B 303A Aansluitoptie 100-240V/1N~ Niet verwarmd Aansluitoptie 100-240V/1~ Niet verwarmd Deze soort heraansluiting/omschakeling kan niet worden uitgevoerd bij machines uitgerust met een transformator. De machine kan niet worden omgeschakeld van 50 Hz naar 60 Hz of andersom. Indien de nieuwe spanningsoptie niet is vermeld op het typeplaatje van de machine, moet deze optie op het type- plaatje worden aangebracht.
Installatiehandleiding 8.4 Functies voor I/O-kaarten Het elektrische schema kan één van de volgende zijn: 8.4.1 Externe muntautomaat/centraal betalingssysteem (2A) Het signaal dat vanuit externe muntautomaten wordt ontvangen, moet een impuls zijn tussen 300-3000 ms (500 ms wordt aanbevolen) met een minimumpauze van 300 ms (500 ms wordt aanbevolen) tussen twee impulsen. fig.6606A...
Installatiehandleiding 8.4.2 Centraal betalingssysteem (2B) Om de machine te starten vanaf een centraal betalingssysteem, moet het betalingssysteem een startimpuls naar de machine zenden. De startimpuls kan 230V of 24V zijn. Om een terugkoppelingssignaal te krijgen als de machine eenmaal is gestart, moet 230V of 24V zijn aangesloten op aansluiting 19. Het terugkoppelingssignaal op aansluiting 18 blijft tijdens het gehele programma actief (hoog).
Installatiehandleiding 8.4.3 Centraal betalingssysteem (2C) Het centrale betalings- of boekingssysteem moet een actief (hoog) signaal naar de machine zenden als er toestem- ming is verleend om de machine te starten. Het signaal moet actief (hoog) blijven tot de wasmachine start. Op aan- sluiting 18 is een terugkoppelingssignaal aanwezig dat geactiveerd (hoog) blijft zolang als de machinedeur is gesloten maar het wasprogramma nog niet is gestart.
Installatiehandleiding 8.4.4 Uitgangen voor wasmiddelsignalen en ingangen voor pauzeersignalen, signaal 'leeg' en korting (2D) De afbeelding toont de standaardfunctie die machines met het muntprogrammapakket aanstuurt. Door het handhaven van een actief (hoog) signaal op aansluiting 5 (“Prijs verl.”), kan de prijs van het programma worden verlaagd.
Installatiehandleiding 8.4.5 Centraal boekings-/betalingssysteem (2F) Het centrale betalings- of boekingssysteem moet een actief (hoog) signaal naar de machine zenden als er toestem- ming is verleend om de machine te starten. Het signaal moet actief (hoog) blijven tot de wasmachine start. Op aan- sluiting 18 is een terugkoppelingssignaal aanwezig dat actief (hoog) blijft terwijl het wasprogramma loopt.
Installatiehandleiding 9 Bij de eerste maal opstarten Wanneer de installatie is voltooid en de stroom voor de eerste maal wordt aangesloten, moet u de volgende instellin- gen maken. Als één instelling is voltooid, wordt de volgende automatisch geopend. • Selecteer taal •...
Installatiehandleiding 10 Controle van de werking Mag alleen door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Na voltooiing van de installatie en voordat de machine in bedrijf mag worden gesteld, moet de werking worden gecontroleerd. Open de handbediende waterkleppen. Start een programma. • Controleer of de trommel normaal draait en of er geen ongewone geluiden zijn. •...
Installatiehandleiding 11.2 Het weggooien van de verpakking Het verpakkingsmateriaal moet worden weggegooid in overeenstemming met de voorschriften die van toepassing zijn in het land waar het apparaat gebruikt wordt. Alle materialen die gebruikt zijn voor de verpakking zijn milieuvriendelijk. Ze kunnen veilig worden bewaard, gerecycled of verbrand in een geschikte afvalverbrandingsinstallatie. Plastic on- derdelen die gerecycled kunnen worden zijn gemarkeerd zoals in de volgende voorbeelden.
Pagina 32
Electrolux Professional AB 341 80 Ljungby, Sweden www.electrolux.com/professional Share more of our thinking at www.electrolux.com...