NL
Gebruiksaanwijzing voor de eigenaar
13
De RDC 2 controller toont de temperatuur van het dauwpunt dat door de koeldroger wordt bereikt
in normale werking. Door op de knop OMHOOG (/\) te drukken, wordt de uitlaattemperatuur
van de compressor weergegeven. Door op de knop OMLAAG (\/) te drukken, wordt de
condensatietemperatuur weergegeven (wanneer de temperatuursensor is aangesloten) of de
condensatiedruk wordt weergegeven (wanneer de druksensor is aangesloten). In geval van storing
verschijnt er een alarm op het display. Het alarm wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de droger
opnieuw wordt opgestart en naar behoren werkt.
a) Sensoren die gebruikt worden voor regeling:
1) Tdew = dauwpunttemperatuur
2) Tcomp = Compressortemperatuur
3) Tcond ali pcond = condensatietemperatuur of -druk (4-20 mA)
b) Geregelde componenten:
1) Ventilator (AAN/UIT)
2) Compressor (AAN/UIT)
3) Afvoer (AAN/UIT)
c) Werking van ventilator en compressor
1) Normale werking:
- De compressor draait altijd
- De ventilator wordt geregeld op basis van de gemeten condensatietemperatuur of -druk.
- De dauwpunttemperatuur wordt weergegeven.
2) Werking van het alarm
- In de alarmodus wordt de normale werking opgeheven.
- Als er meer alarmen geactiveerd zijn, heeft het laatst geactiveerde alarm voorrang bij de weergave
en de werking van de ventilator/compressor. Alle andere actieve alarmen moeten worden opgelost
voordat je weer kan verder werken.
- Het alarm wordt weergegeven.
5.4.1
ELEKTRISCH SCHEMA RDC 2