5.3
Onderhoud door servicewerkplaatsen
De Kemppi-servicewerkplaatsen voeren het onderhoud uit volgens de Kemppi-
serviceovereenkomst.
De belangrijkste punten van de onderhoudsprocedure staan hieronder vermeld:
• Reiniging van het apparaat
• Controle en onderhoud van de lasgereedschappen
• Controle van de stekkers, schakelaars en potentiometers
• Controle van elektrische verbindingen
• Controle van netstroomkabel en -stekker
• Beschadigde onderdelen en onderdelen in slechte conditie worden vervangen door
nieuwe onderdelen
• Onderhoudstests.
• Werkings- en prestatiewaarden van het apparaat worden gecontroleerd en indien nodig
afgesteld door middel van software en testapparatuur.
Software laden
• Kemppi-servicewerkplaatsen kunnen ook de firmware en lassoftware testen en laden.
6.
STORINGEN
Als uw apparaat een storing vertoont, dient u eerst de bovenstaande tekst over het oplossen
van eenvoudige problemen door te lezen en een aantal eenvoudige tests uit te voeren.
Als de apparaatstoring op deze manier niet verholpen kan worden, dient u contact op te
nemen met uw Kemppi-servicewerkplaats.
Overbelastingsbeveiliging in werking
Geel indicatielampje van thermische beveiliging brandt als de thermostaat in werking treedt
door een belasting die de nominale inschakelduur overschrijdt.
De thermostaat treedt in werking bij continue belasting van het apparaat boven nominale
waarden of als de koelluchtcirculatie geblokkeerd is.
De interne ventilatoren koelen het apparaat. Wanneer het indicatielampje niet brandt, is het
apparaat automatisch gereed voor het lassen.
Regelzekeringen
NL
Zekering, 6,3 A traag, aan de achterwand van het apparaat beveiligt hulpapparaten.
Gebruik een zekering van hetzelfde type en dezelfde waarde als aangegeven naast de
zekeringhouder. Schade veroorzaakt door een geplaatste zekering met de verkeerde waarde
wordt niet door de garantie gedekt.
Onder- en overspanningen in de netvoeding
De primaire circuits van het apparaat zijn beschermd tegen plotselinge, kortstondige
overspanningen. Het apparaat is ontworpen voor en bestand tegen continue spanningen
van 3 x 440 V. Zorg dat de spanning onder deze toegestane limiet blijft, met name wanneer
de netspanning wordt geleverd door een generator met een verbrandingsmotor. Als de
netspanning een onderspanning (onder ca. 300 V) of een overspanning (boven ca. 480 V)
heeft, stopt het apparaat automatisch.
Faseverlies in de netspanning
Verlies van een netspanningsfase veroorzaakt merkbaar verslechterde laseigenschappen. In
sommige gevallen zal het apparaat in het geheel niet starten. Verlies van een fase kan worden
veroorzaakt door:
• Netspanningszekering uitgeschakeld
• Defecte netstroomkabel
• Slechte aansluiting van de netspanningskabel op aansluitklemmen van apparaat of
apparaatstekker.
10
FastMig M 320, 420, 520