Het voertuig smeren
Wij adviseren u alle lagers en lagerbussen om de 100
bedrijfsuren of een keer per jaar te smeren, waarbij de
kortste periode moet worden aangehouden. Smeer vaker als
het voertuig in zware omstandigheden wordt gebruikt.
Type vet: Nr. 2 Smeervet voor algemene doeleinden op
lithiumbasis
Smeerpunten
De smeerpunten zijn: de vier trekstangeinden (Fig. 29) en
de twee koppelpennen (Fig. 30).
1. Veeg de smeernippel schoon zodat er geen ongerechtig-
heden kunnen binnendringen in het lager of de lagerbus.
2. Pomp vet in het lager of de lagerbus.
3. Neem overtollig vet op.
Figuur 29
Figuur 30
Onderhoud van de remmen
De remmen controleren
De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig
gebruik van het voertuig. Zoals alle veiligheidsvoor-
zieningen moeten de remmen regelmatig grondig worden
gecontroleerd om de beste prestaties te verkrijgen en er
zeker van te zijn dat het voertuig veilig kan worden
gebruikt. De volgende controles moeten om de 100
bedrijfsuren worden uitgevoerd.
De remschoenen op slijtage of beschadigingen controleren.
Als de dikte van de remvoering (remblok) minder dan 1,6
mm is, moeten de remschoenen worden vervangen.
De ankerplaat en andere onderdelen controleren op
tekenen van overmatige slijtage of vervorming. Als een
onderdeel is vervormd, moet dit door een geschikt
onderdeel worden vervangen.
Het rempedaal afstellen
U moet het rempedaal afstellen als de parkeerrem niet pakt,
het rempedaal een te grote slag heeft, of het remvermogen
onvoldoende is als het rempedaal wordt ingetrapt.
Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren.
1. Draai het contactsleuteltje op Uit en verwijder dit.
2. Controleer de remkabels bij de rem-equalizer (onder het
dashboard) en bepaal hoever u ongeveer de equalizer
over de remstang moet verplaatsen om de kabels strak
te krijgen (Fig. 31).
1
3
7
m–5320
1. Gaffelpen
2. Remhendel
3. Gaffel van de remstang
4. Remstang
m–5324
3. Verwijder de R-pen en de gaffelpen waarmee de gaffel
van de remstang vastzit (Fig. 31).
4. Maak de veer los van het uiteinde van de remstang
(Fig. 31).
5. Trap het rempedaal helemaal in om de remhendel
omhoog te laten komen.
6. Draai de remstang in of uit de rem-equalizer voor zover
dit nodig is om de remkabels strak te trekken (Fig. 31).
Zet de kabels niet te strak.
7. Plaats de veer in het gat in de remstang (Fig. 31).
8. Zet de gaffel op de remstang vast aan de remhendel met
de gaffelpen en de R-pen die u eerder hebt verwijderd
(Fig. 31).
9. Het rempedaal moet enige speling hebben voordat de
rem pakt. Indien dit niet het geval is, moet u de
procedure herhalen totdat de speling correct is.
28
6
Figuur 31
5. Rem-equalizer
6. Veer
7. Remkabel
2
4
5
7
m–6288