o) Het meetresultaat kan worden vervalst als de meet-
omstandigheden snel veranderen, bijv. door perso-
nen die door de meetstraal lopen.
p) Richt het apparaat niet op de zon of andere sterke
lichtbronnen.
q) Het apparaat niet gebruiken als waterpasinstrument.
r)
Het apparaat altijd controleren vóór belangrijke me-
tingen of wanneer het gevallen is of aan andere
mechanische inwerkingen is blootgesteld.
4.3 Correcte inrichting van de werkomgeving
a) Zet het gebied waar u metingen verricht af en let er
bij het opstellen van het apparaat op dat de straal
niet op andere personen of op uzelf wordt gericht.
b) Gebruik het apparaat alleen binnen de vastgestelde
toepassingsgrenzen, d.w.z. niet meten op spiegels,
chroomstaal, gepolijste stenen enz.
nl
c) Neem de landspecifieke voorschriften ter voorkoming
van ongevallen in acht.
4.4 Beveiliging tegen elektrische schok
a) Controleer de verlengsnoeren regelmatig en ver-
vang deze in geval van beschadiging. Wordt de
netvoeding of het verlengsnoer tijdens de werk-
zaamheden beschadigd, dan mag u het niet aan-
raken. Haal de stekker uit het stopcontact. Be-
schadigde voedings- en verlengsnoeren houden het
risico van een elektrische schok in.
b) Wordt het net- of verlengsnoer tijdens de werkzaam-
heden beschadigd, dan mag u het snoer niet aan-
raken. Haal de stekker uit het stopcontact. Bescha-
digde voedings- en verlengsnoeren houden het risico
van een elektrische schok in.
4.5 Elektromagnetische compatibiliteit
Hoewel het apparaat aan de strenge eisen van de des-
betreffende richtlijnen voldoet, kan Hilti niet uitsluiten dat
het apparaat:
- andere apparaten (bijv. navigatiesystemen van vlieg-
tuigen) stoort of
- door sterke straling gestoord wordt, hetgeen tot een
onjuiste werking kan leiden.
In deze gevallen of wanneer u niet zeker bent, dienen
controlemetingen te worden uitgevoerd.
4.5.1 Laserclassificatie voor klasse 2 apparaten
Het laserlood van het apparaat voldoet aan laserklasse 2,
gebaseerd op de norm IEC/EN 60825-1:2007 en klasse
II gebaseerd op CFR 21 § 1040 (Lose Notice 50). In
het geval van direct oogcontact met de laserstraling uw
ogen sluiten en uw hoofd uit de lichtbundel bewegen.
Niet direct in de lichtbron kijken. De laserstraal niet op
personen richten.
4.5.2 Laserclassificatie voor klasse 3R apparaten
a) Het apparaat voldoet aan de laserklasse 3 volgens
IEC60825-1 / EN60825-1:2007 en klasse IIIa volgens
CFR 21 § 1040 (Laser Notice 50). In het geval van di-
rect oogcontact met de laserstraling uw ogen sluiten
78
en uw hoofd uit de lichtbundel bewegen. Niet direct
in de lichtbron kijken. De laserstraal niet op personen
richten.
b) Apparaten van laserklasse 3R en klasse IIIa dienen
alleen door geschoolde personen te worden gebruikt.
c) De toepassingsgebieden dienen middels opschriften
met waarschuwingen tegen laserstraling aangegeven
te worden.
d) Er dienen voorzorgsmaatregelen genomen te worden
om te voorkomen dat een laserstraal ongewild op een
vlak terechtkomt dat als een spiegel reflecteert.
e) Er moeten maatregelen worden genomen waarmee
wordt voorkomen dat personen direct in de straal
kijken.
f)
De loop van de laserstraal mag niet over onbewaakt
gebied gaan.
g) Ongebruikte laserapparaten dienen te worden op-
geslagen op een plaats waar onbevoegden geen
toegang toe hebben.
4.6 Zorgvuldig gebruik van accu-apparaten
a) Stel de accu's niet bloot aan hoge temperaturen
of aan vuur. Er is sprake van explosiegevaar.
b) Bij een verkeerd gebruik kan er vloeistof uit het accu-
pack komen. Voorkom contact. Spoel bij onvoor-
zien contact met water af. Komt de vloeistof in de
ogen, spoel deze dan met veel water uit en neem
contact op met een arts. Gelekte accuvloeistof kan
tot huidirritaties en verbrandingen leiden.
c) De accu's mogen niet uit elkaar genomen, in-
eengedrukt, tot boven de 75 °C worden verhit
of verbrand. Anders bestaat er gevaar voor vuur,
verbranding door bijtend zuur en explosie.
d) Beschadigde accu's (bijvoorbeeld accu's met
scheuren,
gebroken
ingedrukte en/of uitgetrokken contacten) mogen
niet geladen en ook niet meer worden gebruikt.
e) Niet gebruikte accu's en acculaders verwijderd
houden van paperclips, munten, sleutels, spijkers,
schroeven en andere kleine metalen voorwerpen
die de contacten hiervan kunnen overbruggen.
Het kortsluiten van de contacten van accu's of accu-
laders kan brandwonden en brand tot gevolg hebben.
f)
Laad accu-packs alleen op in acculaders die door
de fabrikant worden geadviseerd. Voor een accu-
lader dat voor een bepaald type accu-pack geschikt
is, bestaat brandgevaar wanneer deze met andere
accu-packs worden gebruikt.
g) Gebruik uitsluitend de voor uw apparaat goedge-
keurde accu's. Bij het gebruik van andere accu's of
het gebruik van accu's voor andere doeleinden is er
kans op brand en bestaat er explosiegevaar.
4.7 Algemene veiligheidsmaatregelen
a) Vóór het begin van de meting moet de gebrui-
ker controleren of de nauwkeurigheid van de ge-
bruikte apparaten aan de eisen van de opdracht
voldoet.
b) Werk niet met het gereedschap in een explo-
sieve omgeving waarin zich brandbare vloeistof-
fen, gassen of stof bevinden. Apparaten veroorza-
onderdelen,
verbogen,