Aanwijzingen voor het inbouwen
Bij inbouw van meerdere
SmartLine-elementen
De voegen tussen de afzonderlijke
SmartLine-elementen moeten met een
temperatuurbestendige (min. 160 °C) si-
liconenkit worden gevuld. Bij inbouw
zonder rand moet ook de voeg tussen
het/de SmartLine-element(en) en het
werkblad met een temperatuurbesten-
dige (min. 160 °C) siliconenkit worden
gevuld.
De elementen moeten na de inbouw
van onderaf goed toegankelijk zijn, zo-
dat de onderkant van de apparaten
voor onderhoudsdoeleinden kan wor-
den verwijderd. Als de apparaten niet
van onderaf toegankelijk zijn, moet de
voegenkit bij onderhoudswerkzaamhe-
den worden verwijderd om de appara-
ten te kunnen verwijderen.
Minimale sokkelhoogte
De ventilator van de werkbladafzuiging
wordt in de sokkel onder de kastbodem
geplaatst. De minimale sokkelhoogte
moet 100 mm bedragen.
Werkbladdiepte
De werkbladafzuiging kan naar keuze
met een aansluiting voor een luchtka-
naal rechts of links worden ingebouwd.
Minimale werkbladdiepte bij
– aansluiting rechts 600 mm
– aansluiting links 665 mm
28
Corpusachterwand inbouwkast
Het luchtkanaal wordt achter de cor-
pusachterwand van de inbouwkast aan-
gebracht. De corpusachterwand moet
voor eventuele werkzaamheden de-
monteerbaar zijn.
Vetopvangschaal
Het apparaat moet zo worden inge-
bouwd dat de vetopvangschaal goed
toegankelijk is. De schaal moet voor rei-
nigingsdoeleinden kunnen worden ver-
wijderd.