Inhoudsopgave
Advertenties
Onderhoud
5.3.2
De filterhouder vervangen
5.4
Opslag van de membraaninzetstukken en de filters
28
2. Trek de filter uit het water.
3. Spoel grove verontreinigingen weg met water onder lage druk.
4. Reinig het membraan voorzichtig met de geleverde borstel totdat het lichte
membraanoppervlak zichtbaar is.
Opmerking: Druk de borstel niet te hard op het membraanoppervlak en wijzig de
bewegingsrichting niet.
5. Schroef de eindkap van de filter af.
6. Trek de filter uit het kopstuk van de filterhouder.
7. Reinig en smeer de schroefaansluitingen en pakkingen.
8. Plaats een nieuwe of een reeds chemisch gereinigde filter.
9. Schroef de filter en houder handvast in elkaar.
10. Controleer het membraan op schade.
11. Dompel de filter weer onder in het onbewerkte water.
12. Schakel het systeem in met de systeemschakelaar.
1. Schakel het systeem uit met de systeemschakelaar.
2. Trek de filter uit het water.
3. Spoel grove verontreinigingen weg met water onder lage druk.
4. Draai de wartelmoer op de beschermslang (OD=25 mm (0,98 in.)) los.
5. Koppel de permeaatleiding (blauw, OD=4 mm (0,16 in.)) los.
6. Reinig en smeer de schroefaansluitingen en pakkingen.
7. Sluit de permeaatleiding (blauw, OD=4 mm (0,16 in.)) ongeveer 15 mm (0,59 in.) aan
op het slangkoppelstuk van de nieuwe of reeds chemisch gereinigde filter
(Afbeelding 5, pagina
8. Sluit de filter aan op de beschermslang en draai handvast aan met een wartelmoer
(OD=25 mm (0,98 in.)).
9. Dompel de filter onder in het water.
Gebruikte en gereinigde membraaninzetstukken worden bewaard in een goedgekeurde
reinigingsoplossing, bijvoorbeeld verdund chloorbleekmiddel (NaOCl, pH circa 11).
Filters en houders met het "porospoly"-membraantype worden op een droge en stofvrije
plaats bewaard bij omgevingstemperatuur.
Nieuwe filters worden droog opgeslagen.
16).
Advertenties
Inhoudsopgave
