Montage
5.1.2
Omgevings- en processpecificaties
Omgevingstemperatuurbereik
Voor meer informatie over het omgevingstemperatuurbereik, zie de
bedieningshandleiding van het instrument.
Bij buitenopstelling:
• Installeer het meetinstrument op een schaduwrijke plaats.
• Vermijd direct zonlicht, vooral in regio' s met een warm klimaat.
• Vermijd directe blootstelling aan de weersomstandigheden.
5.2
Montage van het meetinstrument
5.2.1
Benodigd gereedschap
Voor sensor
Voor installatie op de meetbuis: gebruik passend montagegereedschap
5.2.2
Voorbereiden van het meetinstrument
1.
Verwijder alle resterende transportverpakking.
2.
Verwijder de sticker op het deksel van het elektronicacompartiment.
5.2.3
Montage van de sensor
Sensorconfiguratie en instellingen
Eenwegversie
[mm (in)]
Sensorafstand
Weglengte → 4, 15
1)
Afhankelijk van de omstandigheden op het meetpunt (meetbuis, enz.). De sensormontagepositie kan worden
bepaald via FieldCare of Applicator. Zie ook Parameter Result Sensor Type / Sensor Distance in Submenu
Meetpunt
14
DN 200 tot 4000 (8 tot 160")
1)
Proline Prosonic Flow I
Tweewegversie
[mm (in)]
1)
Sensorafstand
Weglengte → 4, 15
Booglengte → 4, 15
Endress+Hauser