Proline Prosonic Flow I
Inloop- en uitlooplengten
Indien mogelijk moet de sensor bovenstrooms worden geïnstalleerd van kleppen, T-stukken,
pompen enz. Wanneer dit niet mogelijk moeten de minimale rechte in- en uitlooplengten
worden aangehouden zoals vermeld hierna om een bepaald nauwkeurigheidsniveau van het
meetinstrument te bereiken. Indien er verschillende doorstroomverstoringen aanwezig zijn,
moet de langste gespecificeerde inlooplengte worden aangehouden.
De afmetingen en installatielengten van het instrument vindt u in het document
"Technische Informatie", het hoofdstuk "Mechanische constructie"
1
3
5
3
Minimale inloop- en uitlooplengten voor verschillende stomingsobstructies (A: eenwegmeting, B:
tweewegmeting)
1
Leidingbocht
2
Twee leidingbochten (in één vlak)
3
Twee leidingbochten (in twee vlakken)
4a
Reductie
4b
Verlenging
5
Regelventiel (2/3 open)
6
Pomp
Endress+Hauser
3 × DN
A: 15 × DN
B: 10 × DN
3 × DN
A: 15 × DN
B: 10 × DN
3 × DN
A: 20 × DN
B: 20 × DN
2
A: 15 × DN
B: 10 × DN
4
b
a
A: 15 × DN
B: 10 × DN
6
A: 20 × DN
B: 15 × DN
3 × DN
3 × DN
3 × DN
Montage
A0045289
13