9 Verhelpen van storingen
10 Vervangen van componenten
9.2
Testprogramma's
Door het activeren van verschillende testprogramma's
kunnen bijzondere functies op de toestellen worden
geactiveerd.
Voor een gedetailleerde beschrijving zie de volgende
tabel 9.5.
• De testprogramma's P.0 tot P.6 worden gestart, door
„Net AAN" in te schakelen en tegelijkertijd de toets
„+" voor 5 sec. ingedrukt te houden. Op het display
verschijnt de weergave „P.0".
• Door het indrukken van de toets „+" wordt het num-
mer van het testprogramma verhoogd.
• Door het indrukken van de toets „i" wordt het toestel
nu in bedrijf genomen en het testprogramma gestart.
• De testprogramma's kunnen worden beëindigd door
het tegelijkertijd indrukken van de toetsen „i" en „+".
De testprogramma's worden ook beëindigd als gedu-
rende 15 minuten geen toets wordt ingedrukt.
Weergave Betekenis
P.0
Testprogramma ontluchting: Het verwarmingscircuit
en het warmwatercircuit worden ontlucht via de auto-
matische ontluchter (de kap van de automatische ont-
luchter moet losgedraaid zijn).
P.1
Testprogramma, waarbij het toestel naar een gelukte
ontsteking in vollastbedrijf gaat werken.
P.2
Testprogramma, waarbij het toestel naar een gelukte
ontsteking met een minimale hoeveelheid gas (ontste-
kingsgashoeveelheid) gaat werken.
P.5
Testfunctie voor de temperatuurbegrenzer (TB): de
brander wordt ingeschakeld met maximaal vermogen,
de thermostaat wordt uitgeschakeld, zodat de brander
zolang verwarmt, tot de software-TB door het bereiken
van de TB-temperatuur de aanvoer- of retoursensor
activeert.
P.6
Vulprogramma:
de driewegklep wordt in de middelste stand geplaatst.
Brander en pomp worden uitgeschakeld.
Tabel 9.5 Testprogramma's
9.3
Parameters resetten op fabrieksinstellingen
Naast de mogelijkheid afzonderlijke parameters met de
hand op de in de tabellen 9.2 en 9.3 vermelde fabrieksin-
stelwaarden te resetten, kunt u ook alle parameters
gelijktijdig resetten.
• Wijzig op het tweede diagnoseniveau onder het diag-
nosepunt „d.96" de waarde in 1 (zie paragraaf 9.1.2).
De parameters van alle instelbare diagnosepunten
komen nu overeen met de fabrieksinstellingen.
40
10 Vervangen van componenten
De volgende in deze paragraaf beschreven werkzaamhe-
den mogen alleen worden uitgevoerd door een erkend
installateur.
• Gebruik voor reparaties alleen originele onderdelen.
• Controleer of de onderdelen goed gemonteerd zijn en
of de oorspronkelijke positie en richting is aangehou-
den.
10.1
Veiligheidsaanwijzingen
Gevaarlijk!
Neem bij de vervanging van componenten voor
uw eigen veiligheid en om materiële schade aan
het toestel te voorkomen de volgende veilig-
heidsaanwijzingen in acht.
• Stel het toestel buiten bedrijf.
Aanwijzing!
Verbreek de verbinding van het toestel met het
elektriciteitsnet door de stekker uit de wand-
contactdoos te nemen.
• Sluit de gaskraan in de gastoevoerleiding en indien
gemonteerd de servicekranen in de stopkraan van de
inlaatcombinatie.
• Sluit de stopkraan van de inlaatcombinatie in de koud-
watertoevoerleiding.
• Tap het toestel af, als u watervoerende componenten
van het toestel wilt vervangen!
• Let erop, dat er geen water op de stroomvoerende
componenten (bv. schakelkasten e.d.) druppelt!
• Gebruik alleen nieuwe pakkingen en O-ringen!
• Controleer na beëindiging van de werkzaamheden op
lekkages en goede werking (zie paragraaf 8.9)!
10.2 Brander vervangen
Gevaarlijk!
Neem voor de vervanging van het component de
veiligheidsaanwijzingen in paragraaf 10.1 in acht.
• Demonteer het brander-ventilator-gasgedeelte zoals
beschreven in paragraaf 8.4.1.
1
Afb. 10.1 Brander vervangen
Installatie- en onderhoudshandleiding hrPRO 0020019748_03