N
8.7 Standaardwaarde voor het handmatige
wijzigen van de openingsduur
De standaardwaarde voor de handmatige openingsduur is tus-
0 0 : : 0 0 1 1
sen
3.
4.
vooringesteld.
1. Setup-toets (bijv met balpen) indrukken.
SETUP
op het display.
2. Man On / Off-toets ca. 3 seconden ingedrukt houden.
en
MAN
de openingsduur-uren knipperen.
3. Openingsduur-uren met de
en met de OK-toets bevestigen.
4. Openingsduur-minuten met de
en met de OK-toets bevestigen.
8.8 PIN-code wijzigen
De 3-cijferige PIN-code (Persoonlijk Identificatie Nummer) voor-
komt een ongewenst ingrijpen en kan tussen
steld worden. Alleen als de PIN-code ongelijk
3.
4.
voor de set-up opgevraagd.
1. Setup-toets (bijv. met een balpen) indrukken.
SETUP
op het display.
2. Channel Sensor-toets ca. 3 seconden ingedrukt houden.
PIN
-code wordt op het display aangegeven en het eerste cijfer
van de PIN-code knippert.
3. Eerste cijfer van de PIN met de
de OK-toets bevestigen.
4. Tweede (bijv.
wijzigen.
Als de PIN-code verkeerd is ingegeven, wordt weer het hoofd-
niveau op het display weergegeven.
8.9 Sensormodus
Na het aanmelden van de ontvangers is elk kanaal aan de eigen
sensor toegewezen (sensor 16
kanaal
M
1.
2.
sensoren aan de kanalen individueel toe te wijzen. Dat is bijv.
dan belangrijk als de gehele besproeiingsinstallatie centraal via
een regen- of bodemvochtigheidssensor gestuurd moet worden.
1. Channel Sensor-toets 2 seconden ingedrukt houden.
SENSOR
knipperen op het display.
2. Kanaal met de
de OK-toets bevestigen.
SENSOR
het display.
64
9 9 : : 5 5 9 9
en
in te stellen. De afstandsbediening is op
wordt weergegeven en de vrije kanalen knipperen
worden op het display weergegeven en
RUN-TIME
- -toetsen instellen (bijv.
- -toetsen instellen (bijv.
0 0 0 0 0 0
en
9 9 9 9 9 9
0 0 0 0 0 0
is, wordt deze
wordt weergegeven en de vrije kanalen knipperen
- -toetsen (bijv.
9 9
7 7
) en derde cijfer (bijv.
3 3
) net als het eerste cijfer
(M)
is samen met het master-
aangemeld). Er bestaat echter ook de mogelijkheid de
1 1
wordt aangegeven, het kanaal
en
CHANNEL
9 9
- -toetsen kiezen (bijv. kanaal
) en met
en de pijl V naast sensor 1 ( V 1 ) knipperen op
3.
4.
0 0 : : 3 3 0 0
1 1
)
1.
2.
1 1 0 0
)
inge-
) en met
a)
b)
3. Met de
- -toetsen de pijl V op de gewenste sensor instellen
(bijv. V 7 = sensor 7) en steeds met de OK-toets de sensor
aan het kanaal toewijzen (bijv. V 7 ).
4. Als aan het kanaal (bijv. kanaal
9 9
) alle gewenste sensoren zijn
toegewezen (bijv.
1 en
7 ), Menu + toets indrukken.
Daarna wisselt het display weer naar punt 2 en het kanaal en de
aan het kanaal toegewezen sensoren worden op het display weer-
gegeven.
8.10 Temperatuursensor
Elke ontvanger bezit onafhankelijk van de aangesloten sensoren
een temperatuursensor. De temperatuur van de gekozen ontvan-
ger wordt op het hoofdniveau weergegeven.
1. Op het hoofdniveau de ontvanger met de
wordt weergeven en de V knippert voor de gekozen
TEMP
ontvanger.
2. Met de OK-toets bevestigen. (bijv. ontvanger V 6 tot V 9 ).
--
De temperatuurindicatie blijft zolang op
° C staan tot de ont-
vanger de actuele temperatuur van de afstandsbediening over-
gebracht heeft (bijv.
2 2 5 5
°C).
8.11 Kanaal- en sensoroverzicht
Het hoofdniveau kan in het kanaal- of sensoroverzicht weer-
gegeven worden.
v Channel Sensor-toets indrukken om van beeld te wisselen.
a) Kanaaloverzicht :
en alle ingeschakelde kanalen worden op het display
CHANNEL
weergegeven.
(Bijv. kanaal 1, 3 en 7 zijn ingeschakeld =
b) Sensoroverzicht:
en alle ingeschakelde sensoren worden op het display
SENSOR
weergegeven, bijv. bodemvochtigheidssensor = vochtig).
(Bijv. sensor 3 en 9 zijn ingeschakeld =
N
- -toetsen kiezen.
1,
3 en
7)
3 en
9)
65