N
• de relais voor de afstandsbediening art.1246 die voor de besturing
van 230 V-elektrische apparaten zoals bijv. een tuinpomp voor
een besproeiingsinstallatie of een vijverpomp gebruikt kan worden.
De besturingssignalen worden naar de ontvangers overgebracht.
Door een regelmatige gegevensuitwisseling tussen afstandsbe-
diening en ontvangers is een goede functionering gegarandeerd.
Andere 433-MHz-apparaten (bijv. garagendeuropeners) of verdere
zenders (bijv. van de buren) beïnvloeden elkaar niet.
Het aanhouden van de door GARDENA bijgevoegde gebruiksaan-
wijzing is een vereiste voor het correcte gebruik van de afstands-
bediening.
Let op
De afstandsbediening mag alleen voor de aansturing van de
ontvangers van de GARDENA beregeningsventielen en relais
voor de afstandsbediening gebruikt worden.
2. Voor uw veiligheid
Om de aangegeven max. bedrijfsduur zonder aansluiting aan
het elektriciteitsnet te bereiken mogen alleen 4 x alkalibatterijen
1,5 V Mignon gebruikt worden. Wij raden bijv. Varta en Energizer
aan.
LCD-indicatie :
Bij buitentemperaturen onder – 10 °C en boven 60 °C kan het
gebeuren dat het LCD-display uitgaat. Dit heeft geen gevolg voor
het behoud van gegevens en het correct overbrengen van gege-
vens. In het bedrijfstemperatuurbereik (– 10 °C tot 50 °C) ver-
schijnt de LCD-indicatie weer.
v Als de batteriijtoestandindicatie op het display knippert,
moeten de batterijen direct vervangen worden.
Afstandsbediening
Voor een goede ontvangst dient de afstandsbediening binnens-
met houder :
huis alleen bij het raam gebruikt te worden.
De zendwijdte hangt af van de soort te doordringen materialen.
Staalbetonwanden of gebouwen van plaat kunnen de zendreik-
wijdte sterk begrenzen.
Extreme weersomstandigheden (nevel, regen) kunnen het zend-
bereik ook beïnvloeden.
v De afstandsbediening tegen vocht beschermen.
Ontvangers :
De ontvangers worden in de klepschachten van de beregenings-
ventielen aangebracht en zijn beschermd tegen overstroming.
54
De klepschacht moet beschermd tegen overstromen ingebouwd
worden.
v Let er op dat de schachtdeksel tijdens de besproeiing altijd
gesloten is.
3. Toetsfuncties en display
Toetsfuncties
Toets
2
3
4
1
2
OK
5
1
3
Reset
4
Setup
5
8
Menu + /
6
Menu –
6
Test
7
7
Man
On / Off
8
Channel
Sensor
Systeemindicaties
Signaalontvangstindicatie
0
9
A
Indicatie batterijtoestand van de afstandsbediening :
Als de batterijspanning in de afstandsbediening onder een be-
paalde waarde komt, knippert de batterijtoestandindicatie
de batterij vervangen is.
Indicatie batterijtoestand van de ontvangers :
Als een bepaalde batterijspanning in de ontvanger onderschreden
wordt, knippert de batterijtoestandindicatie
kanalen van de ontvanger tot de batterij vervangen wordt.
Als de batterijtoestandindicatie knippert, worden de ventielen
automatisch gesloten.
Indicatie vorstwaarschuwing :
Als in een ontvanger de temperatuur onder de + 5 °C daalt, knippe-
ren het vorstwaarschuwingssymbool
van de ontvanger en de afstandsbediening piept.
v OK-toets indrukken om de vorstwaarschuwing te bevestigen.
Toetsfunctie
/
Veranderen c.q. schakelen de ingavegegevens
door. (Als één van de
- -toetsen ingedrukt
blijft, vindt de verandering in snel tempo plaats.)
Neemt de met de
- -toetsen ingestelde
waarden over.
Wist alle gegevens (reset).
Voor de systeeminstellingen
(bijv. ontvangers aanmelden).
Wisselen van programmaniveau
(hoofdniveau, tijdniveau, programmaniveau).
Activeert testfuncties (bijv. batterijtoestand).
Handmatig openen c.q. sluiten van de diverse
kanalen (zendweg testen).
Omschakelen van het display van kanalen op
sensoren en sensorconfiguratie.
9
:
ERROR
wordt aangegeven
en de V knipperen
= goede ontvangst
= geen ontvangst
0
en de V voor de
A
en de V voor de kanalen
N
0
tot
55