5.3. SBGuidance > Machine-
afmetingen invoeren
Start SBGuidance en ga naar Instellen >
Voertuig > Offsets (Figuur 10).Vervolgens zullen
een aantal afmetingen van de machine
opgemeten en ingevoerd moeten worden.
Hierbij moet een onderscheid worden gemaakt
of er gebruikt wordt gemaakt van uitsluitend
trekkerbesturing of trekker- en
werktuigbesturing (TWIN). Wanneer alleen
trekkerbesturing wordt gebruikt moet een
virtueel werktuig (zie roze balk in Figuur 10)
aangemaakt worden, anders zal de kopakker
stop functie niet werken. Het referentiepunt van
het kopakker- en rastersignaal is het virtuele
werktuig. Vervolgens moeten de volgende
maten van de trekker (Figuur 12) en het
werktuig (Figuur 11) nauwkeurig ingemeten
worden:
Afstand E van de trekker: afstand hart
GPS-antenne tot hart achteras.
Afstand Cr van de trekker: afstand hart
achteras tot kogels van de hefinrichting.
Afstand Cf van het werktuig: afstand
kogels van de hefinrichting tot de
positie waar het plant/zaaimateriaal de
grond in gaat.
Bij gebruik van trekker- en werktuigbesturing is
het referentiepunt van het kopakkersignaal de
antenne van het werktuig. Daarom is het
belangrijk dat de volgende maten nauwkeurig
worden ingemeten:
Afstand E van het werktuig: afstand hart
GPS-antenne tot de positie waar het
plant/zaaimateriaal de grond in gaat.
Pag 18/21 I SBG-RCU Grid-NL-Rev. A
RCU V3 I Rev. A I Grid
Figuur 10 Machine offsets menu
Figuur 11 Machine offsets menu - virtueel werktuig
afmetingen
Figuur 12 Machine offsets menu - Trekker
afmetingen