2.6
Inbedrijfstelling direct aangesloten meter
De inbedrijfstelling van de meter gebeurd stapsgewijs en pas na een volledig uitgevoerde montage
en aansluitende controle.
De uitgangszekeringen naar direct aangesloten meters zijn voor de inbedrijfstelling op Uit te
schakelen of een belastingsloze ingebruikstelling moet op een andere manier gewaarborgd zijn.
Inschakelen van de meter voorzekering/ de meet- en voedingsspanning.
Controle van de spanning aan de meterklemmen op alle drie fasen en vergelijking met de
spanning opgegeven op het typeplaatje.
Controle op aanwezigheid van het rechter draaiveld op de meteraansluitklemmen.
Controle op stilstand van de meter – de indicatie-LED (controle-uitgang RL) rechts naast het
meterdisplay moet permanent oplichten.
Inschakelen van de uitgangszekeringen na de meter – aanloop en belasting.
Informatie over de betekenis van de weergave vindt u in hoofdstuk 4 Bediening.
3
Werkingswijze
3.1
Gedrag na het inschakelen
Na het inschakelen van de meter laadt deze het besturingssysteem (firmware) uit het interne
geheugen. Hierbij toont het display 3 seconden lang een segmenttest (alle segmenten worden
gelijktijdig weergegeven) en de LED van de controle-uitgangen toont een functiecontrole (LED licht
op). Hierna is de meter klaar voor gebruik en staat in de meetmodus en kan elektrische energie
registreren.
Na de segmententest toont de meter op het display de versie van de gebruikte firmware voor ca. 4
seconden, aansluitend de fabrikant-ID (fabrikantnummer) eveneens 4 seconden.
Na ongeveer 10 seconden na het inschakelen wordt de actuele lopende meterstand (kWh)
weergegeven.
3.2
Gedrag na het uitschakelen
Onder een spanning van AC 180 V (fase-nul) wordt de energiemeting voor de desbetreffende
meetpad geblokkeerd. Een resterende energiehoeveelheid wordt niet meer geregistreerd en niet
verder geleid naar de controle-uitgang (LED) en naar de pulsuitgang
Als alle 3 fasen-spanningen kleiner zijn dan AC 180 V (fase-nul) wordt de energiemeting
geblokkeerd en het display, de controle-uitgang en de pulsuitgang worden uitgeschakeld.
De geregistreerde meterstand wordt na het uitschakelproces bewaard in het geheugen (EEPROM)
en blijven tenminste 10 jaar behouden.
3.3
Fase uitvalherkenning
De fasespanning op de meter wordt via de getoonde cijfers van de symbolengroep "L123"
weergegeven. Als er geen fasespanning aanwezig is worden de desbetreffende cijfers niet
getoond.
3.4
Stilstand en aanloopgedrag
Beneden de opgegeven aanloopstroom (I
controle-uitgangen (LED) afzonderlijk aan voor de actieve en reactieve energie door permanent
oplichten. De energiesoort- en richtingsindicaties zijn bij een meterstilstand niet te zien. De
energiehoeveelheid wordt beneden de aanloopstroom niet door de meter geregistreerd.
Bij overschrijding van aanloopstroom (I
permanente oplichten van de controle-uitgangen (LED), afzonderlijk voor de actieve en reactieve
energie afhankelijk van de gemeten energiesoort.
) en een aanwezige nominale spanning (U
st
) en een aanwezige nominale spanning (U
st
), geven de
n
), eindigt het
n
5