2
Voorschriften
2.1
Veiligheidsvoorschriften
De meter voldoet bij een correcte toepassing aan alle wettelijke en relevante veiligheidseisen. Een
toepassing buiten zijn bestemming kan invloeden, functiestoringen, gevaren of schades aan te
meter zelf of aan andere installatieonderdelen veroorzaken.
Meters die zijn gevallen, zichtbaar beschadigd, geopend, manipuleert of nat zijn mogen niet
geïnstalleerd worden.
Werkzaamheden in elektrische installaties mogen uitsluitend door hiertoe opgeleide personen
uitgevoerd worden. De plaatselijke voorschriften dienen in acht worden genomen.
2.2
Installatieplaats
De meter moet in een installatiebehuizing volgens beschermingsklasse IP54 of hoger op een 35-
mm-DIN-rail conform DIN EN 60715:2001 vast ingebouwd worden. De installatieplaats moet
voldoen aan de mechanische omgevingscondities volgens categorie M1 of M2 en de elektrische
omgevingscondities conform categorie E1 of E2 van de richtlijn 2004/22/EG.
Voor verrekeningsmetingen moet een onbelemmerde zicht op de meterweergaven
(afleesbaarheid) permanent gegarandeerd zijn.
Het gebruik op meterpanelen volgens DIN 43853 is niet zonder adapter mogelijk en niet zonder
aparte afdekking toegelaten.
2.3
Meter voor directe aansluiting
De montage van de meter gebeurd direct in de te meten stroomcircuit van de afnemer. De
voedings- en meetspanning wordt intern in de meter afgehaald voor de stroommeet sensor.
2.3.1 Aansluitwaarden
Er gelden steeds de waarden die op het typeplaatje van de meter opgedrukt zijn.
Voor een meter met een spanningsopdruk 3x 230/400 V geldt:
Referentiespanning
in het 3-fasen-4 geleider-draaistroomnetwerk.
Voor een meter met een stroomopdruk 0,25-5(85) A geldt:
Aanloopstroomsterkte
Minimale stroomsterkte
Overgangsstroomsterkte
Referentiestroomsterkte
Max. stroomsterkte
bij symmetrisch belaste fasen.
2.3.2 Variaties
SINUS 60 S0
SINUS 60 M-BUS
SINUS 65 S0
SINUS 65 M-BUS
SINUS 80 S0
SINUS 80 M-BUS
SINUS 85 S0
SINUS 85 M-BUS
U
=
n
I
=
st
I
=
min
l
=
tr
I
=
ref
I
=
max
max. stroomsterkte 60 A, een pulsuitgang voor actieve energie, een
pulsuitgang voor reactieve energie
max. stroomsterkte 60 A, een pulsuitgang voor actieve energie, een M-bus-
interface
max. stroomsterkte 65 A, een pulsuitgang voor actieve energie, een
pulsuitgang voor reactieve energie
max. stroomsterkte 65 A, een pulsuitgang voor actieve energie, een M-bus-
interface
max. stroomsterkte 80 A, een pulsuitgang voor actieve energie, een
pulsuitgang voor reactieve energie
max. stroomsterkte 80 A, een pulsuitgang voor actieve energie, een M-bus-
interface
max. stroomsterkte 85 A, een pulsuitgang voor actieve energie, een
pulsuitgang voor reactieve energie
max. stroomsterkte 85 A, een pulsuitgang voor actieve energie, een M-bus-
interface
3x230/400 V
0,02 A
0,25 A
0,5 A
5 A
85 A
3