6
Interfaces
6.1
Tariefbesturingsingang
Een tariefbesturingsingang is bij elke type SINUS-meter aanwezig.
De tariefbesturingsingang dient voor het omschakelen van twee energietarieven T1 en T2 voor de
desbetreffende teller registrering. De tariefomschakeling geldt dan voor alle gemeten
energiesoorten en –richtingen van het toegewezen tarief.
De tariefbesturingsingang is elektrisch passief en galvanisch gescheiden. Zonder een
stuurspanning (0 V) registreert de meter het energietarief T1. De aansturing voor het omschakelen
naar T2 gebeurd met een wisselspanning in het effectief-waardebereik 180 V...260 V. Het verbruik
bedraagt circa 0,3 VA bij AC 230 V.
Door het niet correct aansluiten of een foutieve werking van de interfaces, kunnen deze niet juist
werken of defect raken. Het beïnvloeden of wijzigen van de meet- of teller-resultaten is echter niet
mogelijk.
Het klemvermogen van de klemmen bij de tariefbesturingsingang bedraagt minimaal 0,25 mm² en
maximaal 1,5 mm².
Bij meerdere draden op een kabeleinde moet deze voor het aanklemmen voorzien worden van een
adereindhuls.
Gebruik een schroevendraaierpunt met een afmeting van 3,5 mm × 0,6 mm voor platte schroeven.
Het aanbevolen aandraaimoment voor deze klemmen bedraagt 0,4 Nm.
De aandraaimomenten voor schroeven bij de klemmen vindt u in DIN EN 60999-1.
6.2
Pulsuitgang
De metervariatie SINUS 85 S0 beschikt telkens over een pulsuitgang voor actieve en reactieve-
energie, een communicatie-interface is niet aanwezig.
De pulsuitgangen geven een van de meter gemeten vermogen proportionele pulsvolgorde in
verhouding tot de uitgang-pulsconstante R
De impulsen zijn elektrisch passief, galvanisch gescheiden en hebben een externe spanning van
DC 18 V...27 V bij een maximale stroom van DC 27 mA nodig, de vooraf ingestelde maximale
uitgang-pulsbreedte (t
De maximale uitgang-pulsbreedte (t
onder het kengetal 0.3.8 vanaf ongeveer 1 ms bij een invoerwaarde 00000, tot ongeveer 30 s bij
een invoerwaarde 30000 en met een 1:1 tastverhouding boven een invoerwaarde van 30000. De
desbetreffende minimale uitgang-pulsbreedte (t
(t
) resulteren uit de uitgang-pulsconstante (RA) van de meter en het actueel gemeten
p min
elektrische vermogen.
De pulsuitgang is bij een geprogrammeerde uitgang-pulsbreedte (t
met norm DIN EN 62053-31 en is als passieve impulsgever compatibel met de impulsgeverklassen
A en B.
Door het niet correct aansluiten of een foutieve werking van de interfaces, kunnen deze niet juist
werken of defect raken. Het beïnvloeden of wijzigen van de meet- of teller-resultaten is echter niet
mogelijk.
Het klemvermogen van de klemmen bij de pulsuitgang bedraagt minimaal 0,25 mm² en maximaal
1,5 mm².
Bij meerdere draden op een kabeleinde moet deze voor het aanklemmen voorzien worden van een
adereindhuls.
Gebruik een schroevendraaierpunt met een afmeting van 3,5 mm × 0,6 mm voor platte schroeven.
Het aanbevolen aandraaimoment voor deze klemmen bedraagt 0,4 Nm.
De aandraaimomenten voor schroeven bij de klemmen vindt u in DIN EN 60999-1.
A
) bedraagt 35 ms.
i max
) kan worden ingesteld in milliseconden via het SEt-menu
i max
.
) en de minimale uitgang-pulspauze
i min
) > 30 ms overeenkomstig
i max
15