Een in de DuoControl geïntegreerde, automatisch werkende
veiligheidsinrichting PRV* met beperkte doorvoer beschermt
de aangesloten verbruikers tegen een ontoelaatbaar hoge
druk. Zodra er aan de uitgangszijde een ontoelaatbaar hoge
druk ontstaat, opent de PRV en laat de overdruk ontsnap-
pen. Nadat de druk voldoende is afgebouwd, sluit de PRV
automatisch.
* = Pressure Relief Valve = overdrukventiel
De DuoControl mag niet voor zakelijke doeleinden worden
gebruikt.
Veiligheidsrichtlijnen
– Inbouw en reparatie mogen uitsluitend door geschoold
personeel worden uitgevoerd: Vaktechnisch geschoold per-
soneel zijn personen die op grond van hun vaktechnische
opleiding en scholing, hun kennis en ervaring met de pro-
ducten van Truma en de toepasselijke normen de vereiste
werkzaamheden correct kunnen uitvoeren en mogelijke
gevaren kunnen onderkennen.
– Bij een gaslucht of lekkages van de gasinstallatie geen elek-
trische apparatuur of andere ontstekingsbronnen inscha-
kelen. Sluit de gasfleskranen, laat de gasinstallatie onmid-
dellijk door een geschoold technicus repareren en open de
gasfleskranen in de tussentijd niet meer.
– Voor het werken met de gasdrukregelaar DuoControl is het
gebruik van staande gasflessen waaruit gas uit de gasfase
wordt onttrokken dwingend voorgeschreven. Gasflessen
waaruit gas uit de vloeistoffase wordt onttrokken (bijv. voor
heftrucks) mogen niet worden gebruikt, omdat ze tot be-
schadiging van de gasinstallatie leiden.
– Voor een effectieve bescherming tegen vervuiling / veront-
reiniging met olie moet vóór de inlaat van de gasdrukrege-
laar een gasfilter worden geïnstalleerd. Een gebruiks- en
inbouwhandleiding wordt bij het gasfilter geleverd.
– Voor het aansluiten van de gasflessen op de gasdrukrege-
laar of het gasfilter zijn hogedrukslangen met slangbreuk-
beveiliging absoluut noodzakelijk. De hiervoor noodzakelij-
ke hogedrukslangen biedt Truma in de meest gebruikelijke
aansluitingsvarianten voor Europese gasflessen aan
(zie www.truma.com).
– Om de correcte werking van de installatie onder normale
gebruiksomstandigheden te garanderen, wordt aanbevolen
de apparatuur binnen 10 jaar na de productiedatum te ver-
vangen. Nationale voorschriften dienen in acht te worden
genomen. De gebruiker is daarvoor verantwoordelijk.
– Gasflessen die niet zijn aangesloten op de gasinstallatie
moeten steeds worden gesloten en worden voorzien van
beschermdoppen. Aangesloten gasflessen gelden als be-
drijfsmiddelen en niet als gevaarlijke stoffen (ADR-vrijstel-
ling volgens de paragrafen 1.1.3.1 en 1.1.3.2. e).
Gebruik van de gasinstallatie tijdens het rijden is verboden.
3