4
3
Afb. 5.24 Onderste nokplaatverbinders aanbrengen (verticale collector)
4
3
Afb. 5.25 Onderste nokplaatverbindings aanbrengen (horizontale collector)
Montagehandleiding auroTHERM 0020100587_00
2
1
1
2
s
Bij verticale collectorpositie
>
Breng de onderste nokplaatverbinders
(¬ tab. 5.1, pos. 16) boven de collector
aan:
–
telkens een aan de buitenste rand
(max. 150 mm van de rand verwijderd).
–
telkens een per collectorvoeg (midden).
>
Zorg ervoor dat de onderste
nokplaatverbinders tegen de
collectorframegroef (1) liggen.
>
Schuif een steunplank (¬ tab. 5.1, pos. 18)
door de houders van de onderste
nokplaatverbinders (2).
>
Verbind de onderste nokplaatverbinders
met telkens twee schroeven nr. 2
(¬ tab. 5.2) met Torxbit met de
steunplank om deze tegen het wegglijden
te beveiligen (3).
>
Schroef de onderste nokplaatverbinders
van boven op de daklat (4).
w
Bij horizontale collectorpositie
>
Breng de onderste nokplaatverbinders
(¬ tab. 5.3, pos. 16) boven de collector
aan:
–
telkens een aan de buitenste rand
(max. 150 mm van de rand verwijderd).
–
telkens in het midden van de collector
(1066 mm van de rand verwijderd).
–
telkens een per collectorvoeg (midden).
>
Zorg ervoor dat de onderste
nokplaatverbinders tegen de
collectorframegroef (1) liggen.
>
Schuif een steunplank (¬ tab. 5.3,
pos. 18) door de houders van de onderste
nokplaatverbinders (2).
>
Verbind de onderste nokplaatverbinders
met telkens twee schroeven nr. 2
(¬ tab. 5.4) met Torxbit met de
steunplank om deze tegen het wegglijden
te beveiligen (3).
>
Schroef de onderste nokplaatverbinders
van boven op de daklat (4).
Montage 5
27