Controleer of het 12-voltsnoer en de kabel van het voorpaneel goed zijn aangesloten op het moederbord (zie Moederbordconnectoren).
l
Als het aan-uitlampje oranje brandt —
Verwijder alle geheugenmodules en installeer ze vervolgens opnieuw (zie Geheugen).
l
Verwijder de NVRAM-module, indien geïnstalleerd, en installeer deze opnieuw (zie NVRAM-module).
l
Verwijder de draadloze kaart, indien geïnstalleerd, en installeer deze opnieuw (zie Draadloze
l
Hef interferentie op —
Interferentie kan worden veroorzaakt door:
Stroomkabels en verlengsnoeren voor toetsenborden en muizen
l
Te veel apparaten zijn op dezelfde stekkerdoos aangesloten
l
Meerdere stekkerdozen aangesloten op hetzelfde stopcontact
l
Printerproblemen
WAARSCHUWING:
Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u werkzaamheden binnen de computer uitvoert.
Raadpleeg voor meer informatie over beste praktijken op het gebied van veiligheid onze website over de naleving van wet-en regelgeving op
www.dell.com/regulatory_compliance.
OPMERKING:
Als u technische ondersteuning voor uw printer nodig hebt, neemt u contact op met de printerfabrikant.
Raadpleeg de documentatie bij de printer —
Controleer of de printer is ingeschakeld.
Controleer de kabelaansluitingen —
Raadpleeg de documentatie bij de printer voor informatie over kabelaansluitingen.
l
Controleer of de printerkabels goed zijn aangesloten op de printer en de computer.
l
Test het stopcontact —
Controleer de stroomvoorziening van het stopcontact door er een ander apparaat, zoals een lamp, op aan te sluiten.
Controleer of Windows de printer herkent —
Windows XP en Windows XP Embedded:
1. Klik op Start® Configuratiescherm.
2. Schakel over naar de Klassieke weergave (weergave met pictogrammen) indien het Configuratiescherm in de Categorieweergave wordt weergegeven
(weergave met de melding Kies een categorie).
3. Dubbelklik op Printers en faxapparaten.
4. Als de printer wordt vermeld, klikt u met de rechtermuisknop op het printerpictogram.
5. Klik op Eigenschappen® Poorten. Als er een USB-printer rechtstreeks op uw computer is aangesloten, zorg er dan voor dat de instelling Afdrukken
naar de volgende poort(en) is ingesteld op USB.
Windows Vista:
1. Klik op Start
® Configuratiescherm® Hardware en geluiden® Printer.
2. Als de printer wordt vermeld, klikt u met de rechtermuisknop op het printerpictogram.
3. Klik op Eigenschappen® Poorten.
4. Wijzig de instellingen, indien nodig.
Installeer het printerstuurprogramma opnieuw —
Mogelijk is er een apparaat dat niet goed werkt of onjuist is geïnstalleerd.
Raadpleeg de documentatie bij de printer voor installatie- en probleemoplossingsinformatie.
Raadpleeg de documentatie bij de printer voor informatie over het opnieuw installeren van het
kaart).