PROGRAMMERING VAN DE ZONNEREGULATIE
ALGEMENE FUNCTIES VAN DE
ZONNEREGULATIE SOLAR UNIT 4
De regulatie vergelijkt de temperaturen van de diverse meetpunten en zorgt
voor een optimale lading van de boiler. Als de temperatuur van de sensor
hoger is dan die van de boiler, wordt de circulatiepomp geactiveerd.
De beveiligings- en toezichtfuncties waarborgen een veilige werking.
Modulatie van de pompsnelheid
De uitgang A 1 maakt het mogelijk om de rotatie van de pomp te moduleren.
De minimale rotatie van de pomp kan vastgelegd worden tussen 30% en
100%.
De definitie van 100% leidt tot een stopzetting van de modulatie.
FUNCTIE BUISVORMIG SENSOR OF
STARTFUNCTIE
Als de functie actief is, los van de temperatuur van de sensor, wordt de
zonnepomp met een vast interval gestart. Zo bereikt de zonnevloeistof het
meetpunt van de sensortemperatuur.
DRAIN-BACK FUNCTIE
Als de functie actief is, keert de zonnevloeistof terug naar een opvangreservoir
zodra de zonnepomp stopt. Dit vermijdt het risico van bevriezing of
oververhitting van de installatie.
Als de pomp terug in werking gesteld wordt, wordt ze op vol regime
gestart tijdens de vuiltijd en daarna wordt ze gemoduleerd volgens de
parameterinstellingen.
BIJKOMENDE FUNCTIE
Meting van het energierendement
Het energierendement van de zonne-installatie wordt berekend op basis van
het verschil in temperaturen tussen de sensoruitgang en de terugloop naar de
sensor en het debiet.
Nodige accessoires, kit voor de meting van het rendement bestaand uit:
• Debietmeter
• Sonde van de buisapplicatie
CONTROLE VAN DE INSTALLATIE
Als zich een storing voordoet, wordt een knipperend symbool weergegeven.
CONTROLE VAN DE SONDES
De aangesloten sondes en hun leidingen worden gecontroleerd op
onderbrekingen en kortsluitingen. De storingen worden door het symbool
weergegeven. Door in het menu naar boven of naar beneden te scrollen, kan
de oorzaak van de fout gedetecteerd worden.
CONTROLE VAN DE CIRCULATIE
De regulaties worden dusdanig geprobeerd dat een slechte circulatie (storing
van de pomp of damp in het circuit) als fout aangeduid wordt. Dit bericht leidt
niet tot een stopzetting van de pomp. Dit storingsbericht wordt weergegeven
zodra er en temperatuurverschil is tussen de sensor en de boiler.
NL • 23