e. Controleer of de Flash Link optische kabel correct is aangesloten
volgens de instructies van deze handleiding.
3. De flitser gaat soms, maar niet altijd af.
a Dit wordt normaal gesproken veroorzaakt door een beschadigde
Flash Link optische kabel of het treedt op als de optische kabel
niet correct is bevestigd. Controleer de optische kabel op
beschadiging en controleer of de kabel volgens de instructies uit
deze handleiding is aangesloten en vastgemaakt.
b. Controleer of de instellingen van de camera kloppen.
ii. Op andere camera's stelt u de flitserstand in op AAN.
4. De oplaadtijd van de flitser duurt te lang.
a Meestal is dit het resultaat van batterijen die bijna leeg zijn.
Normaal gesproken mag de laadtijd niet meer dan 7 tot 8
seconden duren als de flitser is ingesteld op volle kracht.
b. Vervang de batterijen of laad ze op als de laadtijd meer dan 10
seconden bedraagt.
5. Donkere plekken in foto's.
a. Dit gebeurt vaak als de flitser niet correct op het onderwerp is
gericht of als de flitser op de een of andere wijze is belemmerd.
b. Gebieden verder weg van de camera zijn donkerder dan objecten
dichtbij. De maximale fotoafstand is 1,8m/6ft tot 2,4m/8ft,
36
i. Op digitale camera's van SeaLife stelt u de External Flash
modus in. Zorg dat het lampje van de camera brandt.
Zorg dat de instelling van de cameraflitser niet is ingesteld
op Auto of Rode-ogenreductie. Zie de instructies van de
camera voor problemen die te maken hebben met de
camera.