Afb. 37: Frisse luchtaansluiting
1: Ingang buitenlucht
A: Buiten
B: Binnen
n
Het aandeel frisse lucht mag niet meer
bedragen dan 10% van de nominale luchtvolu-
mestroom van het apparaat. De toevoer van
frisse lucht moet gebeuren door gebruik van
een extra, toerentalgeregelde ventilator.
n
Om het binnendringen van regenwater te ver-
hinderen, mag de lucht aan de buitenluchtin-
laat met een snelheid van maximaal 2,5 m/s
via een stoffilter aangezogen worden.
n
Voor de aansluiting van de ventilator is een ter
plaatse, afzonderlijk te beveiligen elektro-
installatie noodzakelijk.
Afb. 38: Frisse luchtinlaat
1: Frisse luchtinlaat
1
B
A
1
6.2 Aansluiting van de
koudemiddelleidingen
De gebouwaansluiting van de koudemiddellei-
dingen gebeurt aan de achterkant van de appa-
raten.
Eventueel moet op de binnenunit een verloop-
nippel naar een grotere of kleinere diameter
worden geïnstalleerd. Deze verloopnippels worden
standaard meegeleverd met de binnenunit. Na de
montage moeten de verbindingen dampdiffusie-
dicht worden geïsoleerd.
AANWIJZING!
Er mag alleen gereedschap worden gebruikt,
dat geschikt is voor gebruik in de koeltechniek
(bijv.: buigtang, pijpsnijder, ontbramer en felsge-
reedschap) koelmiddelbuizen mogen niet
worden afgezaagd.
AANWIJZING!
Bij alle werkzaamheden dient te worden uitge-
sloten dat vuil, spaanders, water enz. in de
koelmiddelleidingen terechtkomt!
31