Het afdrukproces is zeer eenvoudig.
1.
Klik op File (Bestand) > Print (Afdrukken).
2.
Selecteer de printer en de driver in het vervolgkeuzemenu Printer van het dialoogvenster Print (Afdrukken).
U kunt driverinstellingen aanpassen door op de knop Properties (Eigenschappen) te klikken.
3.
Wijzig de kleurinstellingen in het eigenschappenvenster van het stuurprogramma. Klik op de knop
Properties (Eigenschappen) in het dialoogvenster Print (Afdrukken) en stel de optie Color (Kleur) op het
tabblad Color (Kleur) in. Als u een V4-driver gebruikt, markeer dan het vakje Printer Managed Colors
(Kleuren beheerd door printer) en selecteer het handigste bronprofiel. Klik op OK.
48
Hoofdstuk 7 Praktische afdrukvoorbeelden
NLWW